Ziekenfonds, Algemeen Middelburgsch
Ziekenfonds, Algemeen Middelburgsch |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Nauwelijks was de Vereeniging van Genees- en heelkundigen in Zeeland opgericht (22 april 1848) of ze stichtte te Middelburg een ziekenfonds (1 dec. 1848). Dr. Samuel de Wind was een der initiatiefnemers; als eerste bestuursleden werden benoemd dr. L.J. de Marree, dr. Y. Keyzer en J.E. Risseeuw J. Ez (apotheker). Volgens het reglement was het fonds bedoeld voor niet bedeelden, die de financiële lasten, door ziekte veroorzaakt, slechts zouden kunnen dragen ten koste van aanmerkelijke achteruitgang op maatschappelijk gebied. In feite waren ambachtslieden en hun weduwen de potentiële leden. De kosten bedroegen 10 cent per hoofd per week per volwassene. Vanaf de aanvang was de financiële toestand van het fonds precair en deze verslechterde nog meer door een besluit van B. en W. een jaarlijkse toelage van f 300,- vanaf 1856 niet meer te verstrekken. Het gevolg was, dat alle reducties aan bepaalde leden geschonken, werden geannuleerd. Dienstboden konden geen lid worden, want: 'voor elke hoest of hysterismus zal mevrouw den geneesheer ontbieden,' terwijl 'zij zich meestal niet voldoende ontzien kunnen en er dus veel gevaar is voor recidive.' (april 1852). Geneesheren en apothekers streden al spoedig om de emolumenten, vandaar dat vele leden van het fonds bedankten. In 1864 aanvaardden de fondsdokters en apothekers een nieuw reglement, dat dienstboden toeliet, contributies wijzigde en lijders aan syfilis royeerde. In het midden van de jaren zestig stichtte de Werkmansvereeniging een eigen fonds: 'Helpt elkander' Dr. J.P. Berdenis van Berlekom steunde als bestuurslid het oudste fonds. Zijn opvolger was dr. J.C. Bolle. Rond de eeuwwisseling steeg het ledenaantal zeer sterk. De aanstaan de Ziektewet eiste een reorganisatie en betekende een caesuur in de geschiedenis van het fonds; dr. J.C. Bolle en de arts J.J. Berdenis van Berlekom jr. waren de stuwende krachten bij deze reorganisatie. Het was de hoogste tijd want volgens het rapport van de Koninklijke Mij. tot Bevordering der Geneeskunst was Zeeland 26 fondsen rijk: 13 ziekenfondsen en 13 doctorsfondsen. Het gemengde Werkmansfonds was aan de rapporteurs ontgaan. 31 Artsen en de 2 specialisten die Zeeland rijk was Staverman en dr. Schoute) waren aan de fondsen verbonden. Mr. R. Fruin werd uitgenodigd om de commissie tot reglements herziening voor te zitten. Een nieuwe moeilijkheid, die tot meningsverschillen leidde was de toelating van een homeopatisch arts, dr. E. Scheps, waartegen de farmaceuten zich in die zin verzetten, dat ze de homeopathie niet als een specialisme erkenden. Dit leidde tot oprichting van een Homeopatisch Ziekenfonds. De grootste moeilijkheid was echter de voortschrijdende specialisatie, die ziekenhuisverpleging wegens intern onderzoek en operaties noodzakelijk en frequenter maakte. Volgens een nieuw reglement uit 1911 kozen beide partijen, de leden contribuanten en 'de deelnemershulpverleners, op basis van fifty-fifty, een bestuur. De apothekers bleven dwarsliggen op hun oude adagium; geen opname van apothekers die geen eigen 'zaak' hadden. Na veel gekrakeel had in januari 1912 de definitieve verkiezing voor een bestuur 'nieuwe stijl' plaats. Het dienstboden vraagstuk, waar men geen raad mee wist, werd open gehouden. Een nieuw probleem was, dat Middelburg in 1912 wel 4 specialisten telde: D. Schoute, chirurg, Henkes, K.N.O., J.C. Kindermann en Reilingh, beiden oogarts (Kindermann oefende bovendien een gewone huisartsenpraktijk uit, waardoor hij binnen het fonds in een financieel zeer gunstige positie verkeerde). Synchroon met de Ziektewet Talma waren bij de Maatschappij voor Geneeskunst en Pharmacie plannen gerijpt om afdelingsfondsen te stichten, met een bestuur, bestaande uit drie groeperingen nl.: artsen, apothekers en leden. Deze plannen waren urgent, want het platteland kende geen echte fondsen en in Vlissingen bezat iedere arts, geflankeerd door een apotheker, zijn eigen fondsje. Dit afdelingsfonds 'Walcheren' kreeg zijn beslag; zijn bestuur deelde aan het Middelburesche fonds in 1916 mee, dat het niet de bedoeling was om het laatste het bestaan onmogelijk te maken. Onder Walcheren zou dan verstaan worden; het eiland zonder de hoofdstad der provincie. In 1919 legde dr. Bolle om gezondheidsredenen zijn praktijk neer; kort daarna overleed hij. Het Middelburgsche fonds zat inmiddels vooral wegens het verlenen van reducties op contributies tijdens de Eerste Wereldoorlog in financiële misère, maar het Homeopatisch fonds bood een fusie aan ter redding van het Middelburgsch fonds. Rond 1920 traden nieuwe specialisten toe, maar een kinderarts en een 2e chirurg kon het fonds niet betalen. In 1925 besloot het fonds bij wijze van proef onder bepaalde voorwaarden 50% van de verpleegkosten te vergoeden. Voor 3e klas patiënten, die op kosten van de Gemeente opgenomen waren, gold sedert 1925 een andere regeling. Een ander struikelblok was de uitkering bij tandheelkundige hulp, die drastisch werd besnoeid. Op instigatie van het fonds ontstond op 1 jan. 1929 de 'Vereeniging Ziekenhuisverpleging op Walcheren', die het hele eiland bestreek. Tijdens de crisisjaren dreigde het fonds gedeeltelijk leeg te lopen, omdat veel leden de contributie niet konden betalen. De calamiteit bleef uit, omdat artsen en overig personeel tijdelijk 5% korting op hun honoraria toestonden. Ook van specialistische zijde werd medewerking toegezegd. Deze lieten het echter bij vage beloften, zodat het fondsbestuur besloot de bestaande relatie met hen per 1 jan. 1937 te beëindigen. De specialisten gingen echter door de knieën en aanvaardden het te Vlissingen toegepaste zg. Zaanlandse stelsel: de acht specialismen te Middelburg zouden volledige poliklinische hulp verstrekken en bovendien klinische aan leden van het fonds, die buiten Middelburg woonden en dus niet vielen onder de zorg van het stedelijk Burgerlijk Armbestuur. Plotseling (17 mei) vielen de Duitse bommen op Middelburg; ze berokkenden evenwel het fonds geen schade aan vermogen en goederen, maar overstelpten de bestuurders wel met werk en zorgen. Het bekende Ziekenfondsbesluit van 1 nov. 1941, dat allen die in loondienst waren en binnen de ziektewet vielen, met hun gezinsleden verplicht verzekerd achtte, veroorzaakte een omwenteling in het fondswezen. Met de autonomie van het Middelburgsch Ziekenfonds was het gedaan; het diende zich 'Algemeen Ziekenfonds' te noemen en kwam onder toezicht van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken. Het Ziekenfonds Walcheren bood een fusie aan. Middelburg stond evenwel pal op haar autonomie. De inundatie van Walcheren, gevolgd door evacuatie uit gevaarlijke gebieden, verdubbelde tijdelijk de bevolking van Middelburg, met name in het hoger gelegen centrum. De financiële druk op het ziekenfonds werd dien tengevolge zeer groot. Nog steeds voelde het fonds weinig voor fusie met het Afdelingsziekenfonds Walcheren. Het meende er zeker niet aan te kunnen beginnen, voordat te Middelburg een fusie was gerealiseerd met 'Helpt Elkander' en met het Homeopatisch Ziekenfonds. De eigenlijke oorzaak van de tegenzin was de mening van het Middelburgsch Ziekenfonds, dat het beter geëquipeerd was. Wel kwam per 1 jan. 1947 een regeling voor gelijkstelling van verstrekkingen bij alle ziekenfondsen op Walcheren tot stand. Eindelijk ging de kogel door de kerk; in 1947 fuseerden de drie Middelburgse fondsen.
AUTEUR
A.M. Lauret
LITERATUUR
Onderdijk, Middelburgsch Ziekenfonds.
AFBEELDING
Naamlijst Geneeskundigen enz. Eerste Exploitatierekening van het Middelburgsch Ziekenfonds.