Zeeuwse knop
Zeeuwse knop |
---|
Algemeen
In weerwil van de streekdracht, worden de streeksieraden nog steeds gedragen. De filigraintechniek (draadwerk van zilver of goud) waarmee de Zeeuwse knopen worden opgebouwd, met de typerende ‘spinnetjes’, bestaat op verschillende plaatsen in de wereld. Een ‘spinnetje’ is een spiraalkransje met in het midden een bolletje gesoldeerd. Dit leek aanvankelijk op het lijfje van een spin, de acht draadjes waaruit het kransje bestond vormden de pootjes. De bakermat van de filigraintechniek en van de granulatietechniek (korrels) ligt waarschijnlijk in Syrië. Het waren de Etrusken (de inwoners van Etrurië, het huidige Toscane), Umbrië en Latina in Italië, die een kleine 3000 jaar geleden de filigrain- en granulatietechnieken importeerden naar Europa en tot perfectie brachten. De Etrusken versierden hun sieraden soms ook met spinnetjes.
Oorsprong knop
De knop kent een vermoedelijke oorsprong bij de Spaans/Portugese Sefardische Joden. Dezen hebben het tijdens hun migratie tussen ca. 1400-1700 meegebracht naar de Nederlanden. Omdat zij het ambacht van edelsmid niet mochten uitoefenen zullen zij in opdracht deze sieraden hebben laten vervaardigen.[1]
Zeeuwse geschiedenis van de knop
Goudsmid Piet Minderhoud meldt over het oudste gebruik van de knoop in Zeeland: Het gebruik om een paar knopen als hemdsluiting te dragen stamt al uit de 17de-eeuwse burgermode. Dit was alleen een gebruik bij de mannen (…) Het oudst bekende gedateerde paar knopen (…) is gemaakt omstreeks 1690 door Jan Bravert te Amsterdam. Deze zilveren knopen zijn hol en opgebouwd uit twee iets bol gezette ronde delen. In het midden is een klein plat rozetje aangebracht met een randversiering eromheen.[2] De knopen zijn aan de achterzijde verbonden door een ring of oog. Dit waren nog geen open filigrainknopen met spinnetjes. Die deden vanaf 1700 hun intrede. Halverwege de 18de eeuw bestond een spinnetje al uit meer draadjes, zodat het geheel niet meer op een spin leek, maar deze benaming bleef in gebruik. Deze knopen leken een beetje op een braam, vandaar dat ze ook wel braamknopen (of brummels) werden genoemd. Dit model werd steeds verder aangepast, verfijnd en geperfectioneerd. Goudsmeden in onder meer Schoonhoven, Dordrecht, Amsterdam en mogelijk ook in Middelburg maakten de knopen veelal op bestelling. Keelknopen, jasknopen, en hemdsknopen werden en worden vooral gedragen op Walcheren en Zuid-Beveland en in Axel, in Staphorst, Urk, Marken en Volendam. Elke plaats heeft knopen met eigen accenten. Omdat de meeste knopen in Zeeland werden (en nog steeds worden) gedragen, kregen die rond 1915 de naam Zeeuwse kno(o)p.
Vanaf die tijd werden (door de mannen gecombineerd met de keelknopen) ook gouden filigrain of plaatgouden, met spinnetjes versierde broches gedragen. Er waren tientallen soorten op de markt, de diameter en de uitvoering bepaalden vaak de welstand van de drager.
Gebruik van de knop elders
De knop wordt ook elders nog gedragen, zoals op het Noord-Friese Waddeneiland Föhr, waar de knop onderdeel uitmaakt van een snoer van tien of twaalf grote knopen, waarvan de oorsprong bij 18de-eeuwse Amsterdamse zilversmeden ligt. De sieraden worden ook in de omgeving van Hamburg en in Bohemen gedragen.
Trivia
Het plantje Astrantia, wordt in Nederland sinds ca. 1915 ‘Zeeuws knoopje’ genoemd. Waarom is duidelijk als naar de bloem wordt gekeken. De plant evenwel is in Nederland noch België inheems. Dat is deze wel in Midden- en Oost-Europa. De plant groeit daar vooral op bergweiden.
Auteur
-J. Francke, 2021
Bronnen
Literatuur
- Piet Minderhoud, Van de goudsmid. De historie en de ontwikkeling van Zeeuwse en andere streeksieraden (Westkapelle, 2009).
- L.W. de Bree, Kostuum en sieraad in Zeeland 2de dr. (Arnhem, 1985).