Zeeuwse Volksuniversiteit. Stichting (z.v.u.)
Zeeuwse Volksuniversiteit. Stichting (z.v.u.) |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Kort na de bevrijding van Zuid-Nederland, toen Walcheren nog grotendeels onder water stond, werd te Middelburg in januari 1945 door mr. F.W. Adriaanse de Zeeuwse Volksuniversiteit (Z.V.U.) opgericht. Hij koos medewerkers, die zich evenals hij, wilden inzetten voor de opbouw van het in de oorlog zo zwaar getroffen Zeeland. De oprichtingsvergadering vermeldt de namen; mr. F.W. Adriaanse, P.M. Bavens, dr. P.J. Bouman, mr. M.C.M. van de Hoog Hartog, mr. P.C. de Jonge, H.A. de Vink Olthof. Het doel luidt volgens de stichtingsacte: 'het bevorderen onder zo breed mogelijke van van de Zeeuwse bevolking, van de algemene kennis, met name van de moderne stromingen in kunst, cultuur en wetenschap; zulks door het organiseren van tentoonstellingen, uitvoeringen, lezingen, cursussen, werkkringen enz.' Teneinde velen te kunnen bereiken werd de contributie zeer laag gehouden; 2,40 per jaar; reductie voor huisgenoten. Als enige provinciale Volksuniversiteit in Nederland koos de Z.V.U. voor een bestuursvorm, die, ook thans, nog goed en efficiënt werkt; een Centraal Bestuur te Middelburg en werkgroepen (afdelingen) elders, met vertegenwoordigers in het Centraal Bestuur. Reeds in 1946 waren er werkgroepen te Vlissingen, Goes, Zierikzee, Axel, Terneuzen, Oostburg. Kort daarna volgde Middelburg en veel later (1968) Tholen. Reeds in de eerste maanden werden onder moeilijke oorlogsomstandigheden een reeks wederopbouwlezingen en enkele toneelavon den en concerten te Middelburg. Goes en Vlissingen georganiseerd. Na de bevrijding van Noord Nederland kon aan een normaal programma worden begonnen. Bewust werd voor kunstuitingen (toneel, muziek, beeldende kunst enz.) een grote plaats ingeruimd omdat het Z.V.U.-bestuur van mening was dat kunst (en 'kleinkunst') evenzeer deel van het leven is en voor ieder beschikbaar moet zijn als andere vormen van educatie en ontwikkeling. Het aantal bijeenkomsten groeide in de eerste twintig jaar tot een omvangrijk jaarprogramma uit. Theateruitvoeringen (o.a. door 'grote gezelschappen', orkestconcerten (in 1956 tien in aantal), kleinere evenementen, concerten van binnenlandse en buitenlandse musici (onder welke van grote naam) werden naar Zeeland 'gehaald' (soms letterlijk), tentoonstellingen, cursussen, lezingen vonden plaats in bijna alle delen van Zeeland. Getracht werd steeds kwaliteit te paren aan toegankelijkheid voor velen, ondanks beperkte middelen en slechte accomodaties. Slechts enkele grepen uit een lange reeks programma's: Tentoonstelling Behouden Schoonheid 1946 (schilderijen uit Nederlands 'ondergedoken' kunstbezit, waaronder Rembrandt, Hals, Rubens, van Dijck). Recital Kathleen Ferrier 1949; Voorstellingen Elckerlijc in het Abdijcomplex 1956; 'Faust' door 'das Schauspiel' (Remscheid) voor de oudere schooljeugd (1959); het Moskouse centrale kindertheater voor de basisscholen (1970). De prijzen waren zo laag mogelijk; programma's werden bekend gemaakt via een eigen tijdschriftje 'de Zeemeeuw' (red. H. Pieters), later via circulaires per evenement, waarin het gebodene duidelijk werd toegelicht. Er was een jeugdlidmaatschap en er waren enkele evenementen voor de jeugd. Te Middelburg werd (1945) een jeugdbibliotheek opgericht, door vrijwilligers onder deskundige leiding gedreven, die, aanvankelijk uit eigen middelen bekostigd, na enige jaren een bescheiden gemeente-subsidie ontving en in 1958, wegens opzet en kwaliteit, in aanmerking kwam voor Rijks- en Provinciale subsidie. In 1965 werd deze bibliotheek overgedragen aan de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Middelburg. In een steeds groeiende samenwerking met Zeeuwse scholen werden talloze programma's (muziek, toneel, ballet, voordracht) speciaal voor die scholen verzorgd. Op vele scholen werden de programma's, waaronder buitenlandse, in samenwerking met 'WIKOR' tevoren bestudeerd. De muziekprogramma's werden op den duur overgedragen aan de Stichting 'Het School concert'. Om ook niet-scholieren te bereiken werd in 1965 door de Z.V.U. het Cultureel Jeugdpaspoort (C.J.P.) ingevoerd, dat nog slechts in enkele grote steden in Nederland bestond. Enkele jaren later werd het C.J.P. overgedragen aan de Stichting Cultuurspreiding Zeeland en kort daarna werd het landelijk geldig. Uit dit alles blijkt, dat de Z.V.U. van het begin af een belangrijke pioniersfunctie heeft vervuld. Wanneer haar initiatieven tot bepaalde voorzieningen waren geworden, bracht dit wel mede dat anderen eveneens van deze voorzieningen wilden profiteren. Indien dit leidde tot een grotere bereikbaarheid van de bevolking heeft de Z.V.U. daaraan steeds loyaal meegewerkt; zij is niet alleen een organiserende, maar ook een dienstverlenende instelling. Toen in 1958 Gedeputeerde mr. dr. A.J.J.M. Mes de Stichting Cultuurspreiding Zeeland in het leven riep, gebeurde dat om subsidie technische redenen; een overkoepelend orgaan waarborgde ook voor andere culturele organisaties een rijkssubsidie, die de Z.V.U. al jaren lang genoot. Provinciale en gemeentelijke subsidies volgden. De S.C.Z. werd het orgaan, dat voor de gehele technische uitvoering zorgde van theater- en muziekevenementen, ook dus de scholenprogramma's, ten behoeve van de bij haar aangesloten organisaties, waarvan de Z.V.U. de grootste was. De organisaties bleven zelf verantwoordelijk voor de inhoud der programma's. Het administratieve Z.V.U.-werk verd verricht op het S.C.Z.-bureau (ontstaan na overdracht van het Z.V.U.-bureau aan de S.C.Z.). In de loop der jaren groeide de Z.V.U. met haar tijd mee. Steeds meer samenwerkingen ontstonden: o.a. met de Bond van Plattelandsvrouwen, Welzijnswerk Ouderen, VOS-cursussen. Er kwam een grotere eigen verantwoordelijkheid bij de werkgroepen, die geheel zelfstandig, maar wel in nauw overleg met S.C.Z. en Z.V.U. hun theater-, muziekcursussen en lezingenprogramma gingen vaststellen. De werkgroepen kregen een grotere regionale functie dan voorheen. Andere cultuurorganisaties ontstonden, die ten dele het theater- en muziekwerk overnamen, accenten werden verlegd, ook ten aan zien van de verhouding tussen S.C.Z. en Z.V.U. Het scholenwerk werd door de S.C.Z. overgenomen. Vooruitlopend op te verwachten ontwikkelingen in de kunst- en cultuurpolitiek van de overheid (decentralisatie) begon de Z.V.U. in de jaren zeventig geleidelijk haar beleid intensiever af te stemmen op het educatieve werk. In Zeeuws-Vlaanderen werden reeds lang de Theater- en muziekevenementen verzorgd door 'Uit in Zeeuws-Vlaanderen'. In Midden en Noord-Zeeland kwam na ampel overleg tussen werkgroepen en Centraal Bestuur een splitsing tussen theater- en muziekorganisatie en educatief werk in de werkgroepen tot stand. De Z.V.U. en elke Z.V.U.-werkgroep houdt zich thans nog uitsluitend bezig met educatief werk, behoudens dat te Middelburg en Vlissingen nog steeds filmprogramma's worden verzorgd. Er zijn thans zes regionale werkgroepen: Middelburg, Vlissingen, De Bevelanden, Schouwen-Duiveland, West Zeeuws-Vlaanderen en Oost Zeeuws-Vlaanderen. De banden tussen Z.V.U. en S.C.Z. zijn in 1982 geheel losgemaakt. De Z.V.U. verliet de te kleine kamer in het S.C.Z.-gebouw en vestigde zich op Dam 22 te Middelburg. De bescheiden provinciale subsidie werd sinds september 1981 niet meer toegekend (decentralisatie); gemeentelijke subsidies hebben dit nog slechts ten dele overgenomen. Het aantal en de verscheidenheid der cursussen zijn in de loop der jaren sterk toegenomen. De Z.V.U. telt thans 6000 contribuanten en 2200 cursisten per jaar.