Zandwinning

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Zandwinning

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Het onttrekken van zand aan strand, duin of rivierbedding. Zo werd bijv. bij Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland d.d. 19 september 1856 nr. 20, 'zandhaling' in het strand van Breskens aan een ieder toegestaan. Aannemers van grond-, straat- en bouwwerken en landbouwers uit de wijde omtrek maakten daar gebruik van. Ook op de Onrustplaat aan de noordwesthoek van Noord-Beveland werd in de jaren vóór 1940 zand (en schelpen) onttrokken door landbouwers uit de omgeving. Zandwinning uit het duin aan de landzijde geschiedde slechts in kleine hoeveelheden. Zandwinning uit de rivierbedding voor industriedoeleinden en wegenbouw bleef aanvankelijk beperkt, maar in de jaren 1966-1972 werd in het Oosterscheldebekken ca. 40 miljoen m3 zand gewonnen en grotendeels afgevoerd naar Rotterdam en omgeving. Sindsdien is de zandwinning in het Oosterscheldebekken in hoofdzaak beperkt gebleven tot de behoefte voor de Deltawerken en in de periode 1975/80 bovendien voor de partiële dijkversterking van de Oosterscheldedijken waarvoor speciale zandwinplaatsen werden aangewezen, rekening houdend met milieuaspecten en visserijbelangen. In het Westerscheldebekken is de zandwinning de laatste jaren opgelopen tot enkele miljoenen m3 per jaar, in hoofdzaak bestemd voor industriedoeleinden en wegenbouw met van tijd tot tijd een kwantum bestemd voor de dijkverzwaring tot deltahoogte. Gemiddeld is voor deze dijkverzwaringen ¼ miljoen m3 zand nodig per km dijk. Bij alle zandwinningen is sinds 1 september 1971 voor het westelijk deel van de Ooster- en voor de Westerschelde de Ontgrondingenwet van toepassing, terwijl uiteraard gebieden waar kabels of andere leidingen liggen niet aangetast mogen worden. Overigens vindt zandwinning in het algemeen plaats op grond van de voorwaarden gesteld in de Rivierenwet en in het Baggerreglement.


AUTEUR

M.H. Wilderom