Vrijgemaakte Gereformeerde Kerken
Vrijgemaakte Gereformeerde Kerken |
---|
Vrijgemaakte Gereformeerde Kerken
Toen op 11 augustus 1944 de bezwaarde leden van de Geref. Kerken in ons land te Den Haag in de Lutherse kerk bijeenkwamen en door prof. K. Schilder de 'Acte van Vrijmaking en Wederkeer' voorgelezen werd, waarin verzet werd aangetekend tegen de synodale hiërarchie en de leeruitspraken van de geref. synode van 1942, was de scheuring in de Geref. Kerken definitief. Bij deze vrijmaking beriep men zich in deze acte ook op art. 31 van de kerkorde van Dordrecht 1618/ 19. Nagenoeg alle geestelijke stromingen die er vanaf de middeleeuwen in ons land zijn geweest, hebben in Zeeland hun neerslag en sinds 1945 kennen we ook hier Vrijgemaakte Gereformeerde Kerken, aanvankelijk kerken volgens art. 31 genoemd. De Geref. Kerken zijn ontstaan doordat in 1892 het grootste deel van de Chr. Geref. Kerk. die uit de Afscheiding van 1834 was voortgekomen, zich verenigde met de Nederduitsch Geref. Kerken die door de doleantie waren ontstaan. In 1905 kwamen er leermoeilijkheden. Een van de belangrijkste was die over de veronderstelde wedergeboorte in verband met de kinderdoop, zoals dr. A. Kuyper leerde. Er is toen een accoord bereikt, dat echter geen leeruitspraak was. In 1942 kwam deze dogmatische kwestie (telamen met andere zaken) weer terug op de generale synode van de Geref. Kerken. Deze deed uitspraken die in 1943 tot leeruitspraken of daarmee gelijkstaand werden verheven. Behalve de dogmatische verschillen was er ook een kerkrechtelijke kwestie, nl. over de bevoegdheid van de generale synode. Kan deze een emeritus predikant (in dezen prof. K. Schilder) schorsen of afzetten? In de oorlog kon men classicaal en provinciaal niet meer vergaderen en zo duurde het tot 1945 dat hier de strijd in zijn laatste en beslissende fase doorbrak.
In de classes Zeeuws-Vlaanderen en Middelburg was de strijd het felst. Toen in Den Haag de vrijmaking een feit werd, hadden zich in Zeeuws-Vlaanderen de partijen reeds afgetekend, vóór en tegen het synodebeleid. De definitieve breuk kwam op de classicale vergadering van 31 juli 1945. De afgevaardigden van de kerken van Axel, Hoek en Zoutespui legden zich niet neer bij het met 10 tegen 6 genomen besluit, zich achter het beleid van de synode te stellen. Hun werd toen verzocht de vergadering te verlaten, wat zij deden onder protest dat zij zich niet aan de Geref. Kerken onttrokken hadden, maar eruit waren gezet. In West Zeeuws-Vlaanderen ging geen kerk met de vrijmaking mee, wel enkele gezinnen, die bij Hoek werden gevoegd. Een latere poging om de breuk te herstellen liep op niets uit. Ook verzette een vijftal ambtsdragers van de Geref. Kerk te Zaamslag zich tegen de beslissing waaraan ook hun afgevaardigden hadden meegewerkt. Daarna constitueerden vier ouderlingen en twee diakenen zich als de wettige voortzetting van de kerkeraad van de Geref. Kerk van Zaamslag en daarmee maakten zij zich vrij van de 'zondige besluiten van de geref. synode'. Voor 12 augustus werden kerkdiensten georganiseerd en daarmee was ook in Zaamslag een Vrijgemaakte Geref. Kerk ontstaan. In Terneuzen riepen drie ouderlingen de gemeenteleden op tot vrijmaking, die op 27 september haar beslag kreeg. In 1970 werd de Vrijgemaakte Geref. Kerk van Zoutespui opgeheven wegens het teruglopen van het ledental. Ze werd weer een wijk van de kerk van Axel. Op Walcheren waren de meeste van de 15 Geref. Kerken synode-gezind. Toch waren er nogal wat bezwaarden, zowel op dogmatisch als op kerkrechtelijk terrein. Slechts drie van de predikanten, allen jongeren, hebben zich vóór de vrijmaking uitgesproken en later daarvan ook de consequenties aanvaard. De vinnigste strijd werd gestreden in Vrouwenpolder. Na het vertrek van de geref. predikant in juli 1944 werd candidaat J.J. Arnold beroepen, die te kennen had gegeven dat hij ernstig bezwaard was en niet zou instemmen met de synodale uitspraken van 1942. De meerderheid van de kerkeraad was het met hem eens. Na de bevrijding van heel ons land is er op 19-21 juni vergaderd over de vraag wat men moest doen, de beroepen candidaat, die zich inmiddels had vrijgemaakt, loslaten of met de vrijmaking meegaan. Tot dit laatste werd besloten, met het gevolg dat de meerderheid van de kerkleden zich onttrok aan het opzicht van de kerkeraad. In Middelburg bleken er in 1944 bezwaarden te zijn, die zich in juni 1945 in een schrijven richtten tot de kerkeraad. Op 24 juli van dat jaar trad prof. K. Schilder op in de Oostkerk. Op 5 augustus werden de eerste vrijgemaakte kerkdiensten gehouden. Voor 11 augustus werd een gemeentevergadering belegd waar ambtsdragers werden gekozen. In Veere kwam ds. J.W. Smit in moeilijkheden toen hij zich steeds duidelijker ging uitspreken vóór de vrijmaking. De kerkeraad kon niet met hem meegaan. Deze predikant is afgezet wegens openbare scheurmakerij. Er waren weinigen van zijn gemeente die hem volgden toen vrijgemaakte kerkdiensten werden gehouden op 21 oktober 1945. Een half jaar later vertrok deze predikant naar Hengelo.
Ook in Vlissingen en Souburg waren er bezwaarden, maar in beide plaatsen was het een kleine groep. Pas in juni 1946 kwam men gezamenlijk tot instituering van een kerk. In 1956 was deze gegroeid tot ca. 100 zielen. Toen kreeg zij haar eerste predikant. De bezwaarden van Goes organiseerden zich in december 1945. Op de 16e werden de eerste kerkdiensten gehouden. Op Zuid-Beveland heeft de vrijmaking weinig weerklank gevonden; slechts hier en daar in enkele gezinnen. Tesamen waren het eerst een honderdtal. Men begon samen te komen in de doopsgezinde kerk. In 1970 werd de Koningskerk in gebruik genomen. In Rilland is er vanaf april 1944 enkele jaren een vrijgemaakt genoemde kerk geweest, maar hier speelden elementen mee die naast de eigenlijke kwestie van de vrijmaking stonden. Op Schouwen-Duiveland is er weinig geestdrift voor de vrijmaking geweest. Het eiland was grotendeels onder water en geëvacueerd. Pas in mei 1945 werd het bevrijd. Alleen te Brouwershaven kwam het in april 1946 tot vrijmaking. Een klein deel van deze kerk was het daarmee niet eens. Tenslotte was er nog een vrijmaking te Kamperland waar de predikant, K.H. Poelman in moeilijkheden kwam met zijn gemeente en wel zo, dat de kerkeraad hem vroeg heen te gaan, wat hij weigerde. De classis heeft hem op 1 november 1971 ontslag verleend. Hij heeft zich toen bij de vrijgemaakten gepresenteerd. Slechts 15 gemeenteleden zijn hem daarin gevolgd. Deze zijn bij Vrouwenpolder gevoegd.
Een aspect van de vrijmaking was de strijd om de kerkelijke goederen, het kerkgebouw met inventaris, de pastorie, de kerkekas en de diaconiegelden. Daar waar een minderheid van de kerkeraad en van de gemeenteleden met de vrijmaking meeging, bleef alles in handen van de synodalen. Daar, waar zowel de meerderheid van de kerkeraad als van de kerkleden zich hadden vrijgemaakt, waren er ook geen problemen. Maar niet altijd legden de synodalen zich hierbij neer, zoals bijv. in Axel. Tenslotte besliste de rechtbank van Middelburg dat de kerkelijke goederen bleven in handen van de vrijgemaakten. Ook voor Zoutespui velde de Middelburgse rechtbank een zelfde oordeel, maar dit werd door het Haagse gerechtshof in hoger beroep vernietigd. Tenslotte kwam men hier in 1953 tot een minnelijke schikking. Het meest opzienbarende proces voor de burgerlijke rechter was dat van Vrouwenpolder. In deze kerk lag het 't moeilijkst, aangezien de meerderheid van de kerkleden niet met de vrijmaking was meegegaan. Bovendien was de commissie van beheer achter de synode blijven staan en deze ging voort met het beheren van de kerkelijke goederen. Uiteindelijk viel de beslissing in hoger beroep op 31 oktober 1951. De kerkelijke goederen vielen toe aan de vrijgemaakten. Dit vonnis wekte nogal enige verwondering, maar de uitspraak was gebaseerd op het geref. Kerkrecht, dat in de tijd van de doleantie was ontwikkeld en waarbij iedere kerkgemeente als een zelfstandige kerk werd gezien. Vandaar dat men spreekt van de Gereformeerde Kerken in het meervoud. De plaatselijke kerk kan het verband met de andere verbreken. In de N.H. Kerk ligt dit kerkrechtelijk anders. De lijn die de rechterlijke macht bij deze processen heeft gevolgd is, dat iedere Geref. Kerk de hand met het grote geheel van deze kerken kan verbreken. De kerkeraad wordt gezien als vertegenwoordigende deze plaatselijke kerk. De burgerlijke rechter achtte de meerderheid van de kerkeraad bevoegd om zijn kerk uit het verband los te maken. Daarbij doet de burgerlijke rechter geen uitspraak over de vraag welke van de twee kerken, die zijn ontstaan, de wettige voortzetting is van de ongedeelde kerk.
Auteur
S.J.M. Hulsbergen
Literatuur
- Francke, Uit kracht der Waarheid.