Vlaamse Schuur
Vlaamse Schuur |
---|
Een schuurtype dat duidelijk geïnspireerd is op de reeds in de 13e eeuw voorkomende grote kloosterschuren. Een gaaf voorbeeld hiervan is die te Lissewege (B.). Deze kloosterschuur dateert uit ca. 1275 en behoorde oorspronkelijk bij de cisterciënzerabdij van Ter Doest. Omstreeks de 17e eeuw nam de behoefte aan bedrijfsruimte bij de particuliere landbouw toe en heeft men zich bij de bouw van nieuwe landbouwschuren laten inspireren door genoemde vroegere voorbeelden. Er ontstond een landbouwschuur met oorspronkelijk één smalle zijbeuk aan de ene zijde van de middenbeuk en één brede zijbeuk aan de andere zijde (zie platte grond en doorsnede); later ontstonden zelfs vier- of vijfbeukige typen. Deze indeling ontstond doordat de horizontale balk van elk gebint aan één zijde over de verticale stijl van de middenbeuk heen stak en daarop rustte. De middenbeuk en de smalle zijbeuk vormden samen de bergruimte (de tas), o.a. voor de oogst. De brede zijbeuk, ook wel zijlangsdeel genoemd, diende voor het inrijden van de wagens en als dorsvloer. Ook de stallen voor het vee vonden er een plaats. Om de hoge mendeuren voldoende ruimte te geven, is het strodak (later riet) daar omhoog gebogen. Vlaamse schuren vindt men thans nog op veel plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen. In Oostburg en Kloosterzande staan nog oorspronkelijke exemplaren.
Auteur
J.P. Vaane
Literatuur
- R.C. Hekken, De Zeeuwse hofstede.
- K. Post, Het boerenhuis in Nederland.