Vlaamse Keet

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Vlaamse keet
Zie beschrijving rechts:
De laatste Vlaamse keet, die van de Vijverhof aan de Provinciale weg 1 te Cadzand, vanaf twee zijden gezien, in: P. van Cruyningen, Van aardappelkelder tot zaadzolder. Zeeuwse boerderijen sinds de Middeleeuwen (Middelburg, 2003) 49 (foto links: SHBO-Arnhem) en G. Smallegange, Op’t Hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland (Goes, 2001) 42 (foto rechts: Gerard Smallegange).

Onderkomen voor tijdelijke arbeidskrachten in de Zeeuwse landbouw. De Vlaamse keet kwam met name in Zeeuws-Vlaanderen voor en was een losstaand gebouwtje op het boerenerf.

Bouw

Vlaamse keet bij Cadzand, bron: www.cadzandgeschiedenis.nl

In de Vlaamse keet verbleven enkele maanden lang de Vlaamse arbeiders die van de dichtbevolkte zandgronden aan de andere kant van de landsgrens in de wiedtijd en de oogst in Zeeland kwamen werken. De Vlaamse keten waren kleine bakstenen gebouwtjes met een door pannen gedekt zadeldak. Ze bestonden uit één ruimte met een zoldertje erboven. Er was een deur en een klein raampje, soms zonder ruiten erin maar alleen voorzien van een luik dat opengezet kon worden om licht en lucht toe te laten. Een stookplaats was er niet en de gebouwtjes hadden een aarden vloer. Een ladder leidde naar de zolder. Soms sliepen er zestien arbeiders in. De Vlaamse keten waren minder goed afgewerkt dan de varkenshokken op de Zeeuwse boerderijen.

Verspreiding

Vlaamse keet, omgeving onbekend, 1990, foto: collectie Jan Bruijns, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 46871

Vlaamse keten kwamen voornamelijk voor in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw in westelijk Zeeuws-Vlaanderen. Daarvan was rond 2000 nog een enkel exemplaar overgebleven, te Cadzand, dat in gebruik was als geitenhok. Ook in het Land van Axel en op Walcheren zijn er met zekerheid Vlaamse keten geweest. Het voorkomen van het begrip Vlaamse keet in het spraakgebruik in Westdorpe, Hulst en Sint-Annaland duidt op een nog wijdere verbreiding. Een Vlaamse keet in de Oranjepolder bij Arnemuiden, gebouwd in 1791, had drie ramen, een schoorsteen met fornuis en een vloer van plavuizen. Vlaamse seizoenarbeiders waren minder nodig sinds in de loop van de achttiende- en negentiende eeuw de plattelandsbevolking in Zeeland toenam, zodat er vanaf een zeker tijdstip geen Vlaamse keten meer werden gebouwd. In het Zeeuws wordt een keet ‘keête’ genoemd, waarbij de eerste klinker overeenkomt met die in woorden eindigend op –eer in het Nederlands.

Auteur

-Jan Zwemer, 2013

Literatuur

-P. van Cruyningen, Van aardappelkelder tot zaadzolder. Zeeuwse boerderijen sinds de Middeleeuwen (Middelburg, 2003) 49-50.

-H.C.M. Ghijsen (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Den Haag, 1974) 417.

-G. Smallegange, Op’t Hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland (Goes, 2001) 43.