Vet (Veth, De Veth)/EvZ1982-1984

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken

Familie van Zeeuwse magistraten uit de 16de/17de eeuw. De naam van de familie wordt wel afgeleid van de vetweiderij, die Jan Janse Vet ±1500 uitoefende op weidegrond buiten de Noordpoort te Middelburg. De belangrijkste leden van de familie waren: een van de zonen van Jan Janse, Jacob Janse Vet (Veth), die in 1575 gezworene en dijkgraaf was van de Zuidwetering. Hij overleed in 1585. Zijn zoon was: Jan Veth (de Veth), die in 1603 burgemeester van Middelburg werd en door zijn huwelijk met de rijke Barbara Jansdochter in Rosenburgh in aanzien toenam. Apollonius Jansz. Veth, zijn oudste zoon, werd ook burgemeester van Middelburg. Door zijn huwelijk met Cornelia Remoens werd hij eigenaar van een groot schorrengebied (Hoofdplaat) en van de buitenplaats Ter Linde onder Welzinge. Hij stond aan het hoofd van de stadhouderlijke partij en was een fel tegenstander van zijn ambtgenoot, de Oranjegezinde Henric Thibaut, die na het oproer van juni 1651 uit Middelburg werd verdreven. Toen echter Thibaut onverwacht terugkeerde en in de kerk naast Veth plaats nam, was dit teveel voor de emotionele Apollonius. Bij de bespreking van deze gebeurtenis in zijn vriendenkring zette hij zijn roemer met zoveel kracht op de tafel, dat het glas brak en hem de polsslagader doorsneed. Hij overleed dientengevolge en werd op 13 juli 1653 in het familiegraf bijgezet. Adriaan Veth, zijn broer, in 1608 te Middelburg geboren, viel reeds als jongeman op door grote schranderheid en werd 'een sieraad van Zeeland en der geleerdheid' genoemd (Boxhorn, C. Plinii Panegyricus, 1632). Na zijn studie te Leiden kwam hij in 1641 in de regering van Middelburg. Hij werd raad van Vlaanderen en in 1651 secretaris van de Staten van Zeeland. Van 1658 tot aan zijn dood op 25 november 1663 was hij Raadpensionaris. In deze functie deed hij het voorstel aan Holland om de minderjarige Willem III tot stadhouder te verheffen. Adriaan liet geen mannelijke nakomelingen na. Jacob Veth, Adriaans jongere broer, werd na studie te Leiden pensionaris van Tholen en daarna, tegelijk met Adriaan, secretaris van Middelburg (1641-1643); pensionaris was hij van 1645-1651, daarna eerste pensionaris tot 1661. Hoewel hem bij herhaling de post van ambassadeur (onder andere in Engeland) werd aangeboden, heeft hij die functie steeds afgewezen. Jacob was ordinair gedeputeerde wegens Zeeland en trad op als voorzitter van de vergadering, waarin op 1 juni 1660 Karel II van Engeland van de Staten afscheid kwam nemen.