Verdronken Geschiedenis

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Verdronken Geschiedenis

Het begrip ‘verdronken geschiedenis’ omvat de (cultuur)geschiedenis, archeologie en historische geografie van gebieden, steden, dorpen en overige structuren die door middel van vloeden, militaire inundatie of langdurige ‘vernatting’ tijdelijk of definitief verloren gingen. Langs de hele Noordzeekust heeft Zeeland in verhouding het grootste areaal aan verdronken land en de meeste verdronken dorpen (en enkele stadjes) binnen zijn grenzen. Sinds ongeveer 1990 is er grote belangstelling voor het onderwerp, die samenhangt met het onderzoek van Zeelands belangrijkste verdronken dorp Valkenisse bij Waarde, Zuid-Beveland (1990-2003). Dit voormalige dorp is nu zowel wettelijk beschermd (archeologisch monument) als fysiek door middel van strekdammen.


Aantal en periode

Het aantal verdronken kerkdorpen en stadjes in Zeeland bedraagt ongeveer 125; van de verdwenen steden is het Zuid-Bevelandse Reimerswaal de bekendste. De verdronken nederzettingen dateren vooral uit de latere middeleeuwen, de periode 1000-1500. Er zijn echter ook verdronken woonplaatsen uit vroegere tijden, zoals het inheems-Romeinse Ganuenta bij Colijnsplaat en Walacria (Walcheren) bij Domburg, dat bloeide tussen ca. 550 en 850. In Zeeland komen de verdronken plaatsen hoofdzakelijk voor in drie ‘clusters’:

- Noord-Beveland en de zuidkust van Schouwen (Oosterschelde);

- het verdronken land van Zuid-Beveland en van Saeftinghe (Ooster- en Westerschelde);

- de monding van de Westerschelde.

'Rommerswaal aan de zeekant, meest geïnundeert of weghgespoelt.’ Kopergravure van Zeelands beroemdste verdronken stad Reimerswaal, waarvan de laatste inwoners in 1631 vertrokken naar Tholen; afbeelding uit de ‘Cronijk’ van Smallegange (1696).

Van ongeveer 45 van deze nederzettingen kennen we de locatie van archeologische resten; ongeveer 25 zijn opgenomen op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van Zeeland. De belangrijkste verklaring van het grote aantal is de ligging in een gebied met wijde riviermonden en sterke getijdewerking. De ‘verdronken dorpen’ worden intussen beschouwd als een karakteristiek deel van het Zeeuwse erfgoed.

Vloeden, inundaties

Stormvloeden gelden als belangrijkste directe oorzaak van het ontstaan van verdronken nederzettingen. De bekendste vloed vóór de Februariramp van 1953 is ‘Sint Felix quade saterdach’ op 5 november 1530. Deze vloed wordt meestal in samenhang beschouwd met die van 2 november 1532, die een streep haalt door het herstelwerk na de eerste ramp. Door deze twee vloeden blijft Noord-Beveland ‘drijvend’ tot 1598, Sint-Philipsland tot 1645, het land van Borsele tot 1616. De Brede Watering Beoosten Yerseke gaat voor een groot deel permanent verloren (het huidige Verdronken Land van Zuid-Beveland). Ook Zeeuws-Vlaanderen en alle andere Zeeuwse eilanden lopen in tijdens één of beide vloeden.

Het jaar 1375 vormt eveneens een dieptepunt. Als gevolg van deze stormvloed ontstaat onder meer de Zuudzee, later Dullart of Braakman geheten. Deze wordt door een nieuwe ramp op 19 november 1404 (de Eerste Sint-Elisabethsvloed) nog aanzienlijk vergroot.

Tussen 1134 en 1530 teisteren meer dan 45 ernstige overstromingsrampen Zeeland en omgeving. De verwoestende kracht van de zee wordt paradoxaal genoeg versterkt door de grote toename van ingedijkt land sinds de twaalfde eeuw. Hierdoor krijgt het water minder ruimte of ‘komberging’. Het in de nauwe zeegaten opgestuwde water zorgt vervolgens voor dijkdoorbraken en overstroming, verlies van ‘have en goed’ en mensenlevens. Elke ramp leidt ook weer tot herdijkingen. Daarom liggen veel verdronken Zeeuwse dorpen nu middenin de polder.

Ook na 1530/32 gaat het regelmatig mis, zoals bij de Allerheiligenvloed op 1 november 1570 en de ramp van 26 januari 1682, waarbij in heel Zeeland 161 polders overstromen en Valkenisse, het ‘prototype’ van de Zeeuwse verdronken dorpen, verloren gaat. De kerktoren van Valkenisse dient na deze ramp als baken voor de scheepvaart op de Westerschelde, tot hij in 1750 instort. Zo’n desolate toren was een bekend beeld. Enkele torens van verdronken plaatsen houden stand tot de dag van vandaag: die van Kortgene op Noord-Beveland, waartegen een nieuwe kerk is gebouwd, en de Plompe Toren van het verdronken Koudekerke op Schouwen.

Grotere watersnoden tussen 1682 en 1953 zijn de vloeden van 14/15 januari 1808 en 12 maart 1906. Maar in deze periode ontstaan geen permanente ‘verdronken landen’ meer.

In het huidige Zeeuws-Vlaanderen hebben militaire inundaties sinds de jaren tachtig van de zestiende eeuw, tijdens de Opstand tegen Spanje, nog ingrijpender gevolgen dan de genoemde vloeden. Na 1600 ontstaat een geheel nieuw landschap van deels grootschalige herdijkingen, waarin tientallen verdronken dorpen en stadjes verscholen liggen. De meeste zijn al of niet nauwkeurig in kaart gebracht; slechts enkele archeologisch onderzocht, zoals Hannekenswerve in West Zeeuws-Vlaanderen en Aendijcke in Oost Zeeuws-Vlaanderen.


Typen verdronken land

Er zijn verschillende ‘typen’ verdronken land in Zeeland. Sommige gebieden zijn geheel of vrijwel verdwenen, zoals de eilanden Wulpen, Schoneveld en Koezand voor de West Zeeuws-Vlaamse kust en het Zuidland van Schouwen. Andere bestaan voort als schorren (kwelders) en slikken (wadden) die bij vloed hooguit gedeeltelijk onderlopen, zoals het Verdronken Land van Saeftinghe, nu het grootste brakwaterschorrengebied van West-Europa, en het Verdronken Land van Zuid-Beveland. Weer andere zijn herdijkt en opgenomen in nieuw polderland, zoals Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Beveland en St.-Philipsland.

Behalve verdronken dorpen telt Zeeland ook veel ‘gekrompen dorpen’: dorpen die tot gehucht vervielen. Sommige zijn helemaal verdwenen, zoals Onze Lieve Vrouw op Zee in de duinen bij de vuurtoren van Nieuw-Haamstede. Het raakte ‘oversant met bergen’, aldus de Visscher-Romankaart uit 1656. Eén oorzaak van deze devolutie is weer de Opstand tegen Spanje: op Walcheren worden tijdens het beleg van Middelburg in 1572-1574 veel kerken verwoest; later concentreert de (nu protestantse) kerkgang zich in grotere dorpen. Op Zuid-Beveland doen geografische en economische omstandigheden bepaalde dorpen de das om. Ze zijn bijvoorbeeld omringd door poelgebieden die door moernering (veenafgraving) en ontwatering steeds lager liggen en ’s winters deels blank staan, een fenomeen dat ook op Walcheren, Schouwen en Tholen bekend is.

Een verdronken dorp dat op dezelfde plaats werd hersticht: Zaamslag.

In sommige gevallen is er overlap tussen ‘verdronken’ en ‘gekrompen’. Veel verdronken dorpen zijn namelijk niet ineens verlaten na een vloed: als ze niet worden hersticht op dezelfde plaats (Zaamslag) of verderop (Arnemuiden, Wissenkerke), worden ze geleidelijk verlaten. Een voorbeeld is Vinninghe(n) bij Hoedekenskerke. Van dit verdwenen dorp is niet zeker of het verlaten is onder invloed van de zee, hoewel het meermalen is overstroomd, of dat het overvleugeld en ingelijfd is door Hoedekenskerke. De rond 1608 afgebroken kerk is pas in 2001 gelokaliseerd.

(Volks)cultuur

De ‘verdronken geschiedenis’ trekt ook sporen in andere disciplines: folklore (immateriële volkscultuur) en BRONNEN bijvoorbeeld. Zeemeerminnen die de ondergang van steden en dorpen aankondigen zijn in de kwetsbare Scheldedelta het onderwerp van ‘zwerfsagen’ over Westenschouwen, Veere, Bath, Reimerswaal en Saeftinghe –merendeels verdronken plaatsen. Westenschouwen leverdt het bekendste verhaal én het omineuze rijmpje van de zeemeerman wiens vrouw hem was ontstolen door meedogenloze vissers: Schouwen, Schouwen, / ‘t sal je rouwen / dat je genomen eit m’n vrouwe! / ‘t Rieke Schouwen zal vergaen, /alleen de toren zal bluven staen! Dergelijke volksverhalen en geschiedschrijving over Zeelands verdronken geschiedenis inspireren weer (jeugd)auteurs, zoals Jacob Stamperius met De ondergang van Reimerswaal, 1896) en ook literaire schrijvers en dichters. Zo schreef Gerrit Achterberg (1905-1962) het gedicht ‘Reimerswaal’, opgenomen in zijn bundel Limiet (1945) en ontleend aan een fictieve ‘volksoverlevering’ uit de negentiende eeuw:

Lood-tinnen profane broche, met de afbeelding van een zeemeerman, gevonden te Westenschouwen: bekend van de sage van de zeemeermin – en man! Datering 1400-1450; coll. Stadhuismuseum (v/h Gemeentelijke Musea Zierikzee).

-Een, die zichzelf niet meer bezit,

-is aan de mist geschonken.

-Klokken zijn mee verdronken

-en luiden dit

-ononderboken.

-Maar niemand weet of ziet

-de plaats, waar alles ligt gezonken.

-Monument

Het fenomeen ‘verdronken dorp’ kreeg in Zeeland beleidsmatige erkenning in 1999, toen 24 sites op de Archeologische Monumenten Kaart van Zeeland zijn opgenomen, met Valkenisse in de hoogste categorie. Het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland (nu onderdeel van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland) publiceerde in 2000 een eerste overzichtskaart van verdronken dorpen in Zeeland. De bredere belangstelling leidde in 2001 tot een opdracht van de Provincie Zeeland aan de SCEZ om te komen tot de realisatie van een monument voor de Zeeuwse verdronken dorpen, dat pas in 2009 is gerealiseerd op de Oosterscheldedijk bij Colijnsplaat (ontwerp Lydia Schouten), na politieke strijd over andere locaties zoals Kats. Uit alle commotie bleek dat delen van de Zeeuwse bevolking het monument associeerden met traumatische gevolgen van de Februariramp 1953. Ongeveer tegelijk met het monument werd een infopunt in het dorp Colijnsplaat gerealiseerd.

Voortgezet onderzoek

Na het langdurig onderzoek van Valkenisse in de periode 1990-2003 zijn verschillende andere locaties (opnieuw) onderzocht met behulp van nieuwe, niet-destructieve onderzoeksmethoden, hetgeen wisselende resultaten heeft opgeleverd. In 2008 zette de Provincie Zeeland het onderzoek van verdronken land en verdronken dorpen als een van de speerpunten op de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland (POAZ). Jan Trachet voerde in 2009 en 2010 onderzoek uit met ‘remote sensing’-technieken, waarbij hij gebruik maakte van luchtfotoanalyse en analyse van het digitaal hoogtebestand, het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Trachet nam op deze manier de verdronken dorpen Willemskerke, Sint-Janscapelle, Aendijcke en Casu(w)ele (Zeeuws-Vlaanderen), Tolsende en Nieuwlande (Zuide-Beveland) onder de loep. Van Willemskerke is bijvoorbeeld de ligging van de kerk, kerkhofmuur en een ringvormige weg of circulaire bebouwing rondom de kerk waargenomen. Mogelijk herkend is een opperhof- en neerhofstructuur (van een mottekasteel). Dit leidde tot de hypothese dat de kerk van Willemskerke is gegroeid vanuit een vroegmiddeleeuwse kapel op een neerhof. De locatie van Casuwele (gesitueerd in het ontpolderobject Hedwigepolder) is niet vastgesteld, mede omdat dit een langgerekt dijkdorp was.

Transport van een houten duiker of brede goot, in 2004 ontdekt in het verdronken Rilland (foto Dicky de Koning-Kastelijn, AWN).

AUTEUR

-Jan J.B. Kuipers, 2012.


BRONNEN

-A.M.J. de Kraker (red.), De Westerschelde, een water zonder weerga (Kloosterzande, 2002).

-Jan J.B. Kuipers (eindred.), Sluimerend in slik. Verdronken dorpen en verdronken land in zuidwest Nederland (Middelburg/Vlissingen, 2004).

-Jan J.B. Kuipers, ‘Het drijvende wiegje. De literaire traditie van ‘verdronken geschiedenis’, in: Traditie 15/4 (2009) 34-37.

-Jan J.B. Kuipers (red.), Valkenisse. Geschiedenis, archeologie en topografie van een verdronken dorp op Zuid-Beveland, AWN-reeks no. 5 (Poortugaal, 2012).

-Kees Slager, Watersnood (Kats/Rotterdam, 2010).


LINKS

-Website van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland over de verdronken geschiedenis van Zeeland

-Thema ‘Verdronken land op geschiedeniszeeland.nl'

-Overzicht van Zeeuwse gedenktekens van de strijd tegen het water (SCEZ i.s.m. Badkoerier 2007)


Eerste versie van de overzichtskaart van de Zeeuwse verdronken kerkdorpen uit 2000 (L.C.W. Goldschmitz-Wielinga i.s.m. SCEZ). De hier getoonde versie toont 117 dorpen; nader onderzoek leverde enige wijzigingen en een hoger aantal op. Als het jaar bekend is waarin een dorp is verdronken, buitengedijkt of verlaten, wordt dit achter de naam op de lijst vermeld. Op de kaart is aangegeven of een woonplaats verdween door een stormramp, militaire inundaties of door beide oorzaken. Sommige dorpen zijn verschillende keren ‘verdronken’ en nadien weer opgebouwd; vaak staat er dan het voorvoegsel ‘Oud-’ voor. Een vraagteken op de kaart duidt een plaats aan waarvan de ligging onder groot voorbehoud is. Afb 1 kaart.jpg

1: Bommenee (Bommenede) (1682, verlaten 1684) 2: Klaaskinderkerke (Claeskynderkerke) (1570) 3: Westenschouwen (16de eeuw) 4: Clauskinderen (Claeskerke, Oostkerke) (1511) 5: Koudekerke (Coudekerke) (1550-1600 buitengedijkt) 6 : Zuidkerke (1542 buitengedijkt) 7: Brieskerke (1542 buitengedijkt) 8: Westkerke (voor 1500) 9: Oudekerke (vml. voor 1500) 10: Sint Jacobskerke (voor 1500) 11: Rengerskerke (1662) 12: Simonskerke (1534) 13: Borrendamme (1642) 14: ‘Oud’-Sint-Philipsland (1532) 15: Moggershil (1570) 16: Stevenesse (‘Oud’-Stavenisse) (1509) 17: Welle (1530) 18: Hoeke (Houcke, Soecke, Dijxhoeke, ’s Gravenhoecke) (1530) 19: Weele (1530) 20: Campen (1530/1532) 21: Soelekerke (Soetelinkskerke) (1530/1532) 22: ‘Oud’-Wissenkerke (voor 1352) 23: ‘Oud’-Wissenkerke (1530/1532) 24: ‘Oud’-Geersdijk (1530/1532) 25: ‘Oud’-Kortgene (1530/1532) 26: Nieuw-Hamerstede (Edekinge?) (1530) 27: Emelisse (1530/1532) 28: ‘Oud’-Kats (Subburchdijc)(1530) 29: Oud-Hamerstede (1304) 30: Offliet (Ghrutersdijc?) (na 1460) 31: Hongersdijk (1334, 1551) 32: Oostkerke (1334) 33: Westkerke (1377) 34: ‘Oud’-Arnemuiden (1440 en ca. 1460) 35: Welzinge 36: ‘Oud’-Westkapelle 37: Tewijk (1530/1532) 38: Sint-Katherijnekerke (1530/1532) 39: Oostkerke (1530/1532) 40: Monster (1530/1532) 41: Westkerke (Raaskerke) (1530/1532) 42: Wolfertsdorp (1530) 43: Coudorpe 44: Oud-Everinge (tweede helft 15de eeuw) 45: Nieuw-Everinge (1530) 46: Stuivezand ( begin 17de eeuw) 47: Bakendorp (1530-1570) 48: Vinninghe (Vinning(h)en) (kort na het buurdorp Oostende deels buitengedijkt) 49: Oostende (1520/1521 buitengedijkt) 50: Kouwerve (1530/1532) 51: Duvenee (1530/1532) 52: Lodijke (1530/1532) 53: Reimerswaal (1631) 54: Nieuwkerke (1530/1532) 55: Assemansbroek (Broecke) (1530) 56: Kreke (1530/1532) 57: Steelvliet (Steenvliet) (1530/1532) 58: Hinkelenoord (1552) 59: Agger (1552) 60: Ouderdinge (1530/1532) 61: Everswaard (1530) 62: Schoudee (1530/1532) 63: Mare (1530) 64: Nieuwlande (1530/1532) 65: ‘Oud’-Krabbendijke (1530) 66: Tolsende (1530/1532) 67: Nieuwkapelle (17de eeuw) 68: Valkenisse (1682 buitengedijkt) 69: ‘Oud’-Rilland (1530) 70: ‘Oud’-Bath (1552) 71: Saefting(h)e (Saaftinge) (vloed 1175, mil. inund. 1584) 72: Stampaert (1584) 73: Casuele (1584) 74: Weele (Sint Marie) 75: Namen (1715/1717) 76: Sint-Laureijns (na 1580) 77: ‘Oud’-Hontenisse (1508, 1509, 1511) 78: Aendijcke (1584) 79: Saemslach/Genderdijk (Zaamslag) (1584) 80: ‘Oud’-Othene (Noten) (1586) 81: Triniteit (1584/1585) 82: Beoostenbly 83: Peerboom (mil. inund. 1488, 1493 stormramp) 84: Sint-Janscapelle 85: Moerkerke (eind 15de, begin 16de eeuw) 86: Niekerke (1393,1488) 87: Steelant (1488) 88: Hughersluis (1492) 89: Hertinghe (1488) 90: Koudekerke (1375) 91: Willemskerke (stormvloed en mil. inund. 1488, inund. 1586) 92: Vreemdijke (Vroondijk) (storm en inund. 1488, storm 1601) 93: Pakinghe (Sint Laureinskerke) (1214/eind 14de eeuw) 94: Wevelswaele (1375/1376,1404) 95: De Piet (Ter Piete, Pieta, Pieten) (1375) 96: Boterzande (1375/1376) 97: Hughevliet (1404) 98: Gaternesse (1570) 99: ‘Oud’-IJzendijke (1437) 100: Elmare (1375) 101: Sint-Nicolaas in Varne (1377) 102: Oostmanskerke (1404) 103: Schoondijke (1583/1585) 104: Nieuwerkerke (1570 en mil. inund. 1584) 105: Sint-Catharina (Sint Cathelijne) (1375/1376 en 1583) 106: Coxie (1477, 1583) 107: Hannekenswerve (storm en mil. inund., voor 1660) 108: Nieuwvliet (16de eeuw) 109: Oostende (voor 1516, identiek aan nr. 115) 110: Westende (voor 1516) 111: Reimersdorpe (Remboudsdorpe) (voor 1516) 112: Waterdunen (voor 1516) 113: Avenkerke (voor 1516) 114: Schoneveld (1375) 115: Sint-Lambert-Wulpen (1516, identiek aan nr. 109) 116: Schoonboom (1421?) 117: Dekenskapelle (Noordwelle) (1463)

Het verdronken land van Zaamslag in Oost Zeeuws-Vlaanderen, na de militaire inundaties van 1584/85. Behalve het dorp en enkele stellen (toevluchtbergjes voor herders en schapen) zien we ‘Den Tempel’ (de vestiging van de in 1308 opgeheven Tempeliers) en het ‘Hospitael’ van hun opvolgers, de Johannieters. De Visscherkaart waarvan dit een fragment is, verscheen (1656) toen het land van Zaamslag al was herdijkt (1650).