Steengracht/EvZ1982-1984

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken

Geslacht dat een belangrijke rol speelde in de Zeeuwse magistratuur. Het geslacht stamt af van Huybrecht de Jonge (jongste zoon van Jan Anthonisse de Jonge) die de naam Steengracht droeg, afgeleid van de stenen gracht waaraan zijn brouwerij lag (circa 1600). Van de vele leden van dit geslacht worden hier genoemd:

Huybrecht Jan Anthonisse (de Jonge gezegd Steengracht) (Zierikzee 1555 - Middelburg 11 augustus 1618). Studeerde rechten te Leiden en werd in 1598 tot burgemeester van Zierikzee benoemd: thesaurier in 1599 en pensionaris van 1599-1606. Van 1613-1618 raad hij het Hof van Vlaanderen te Middelburg: in 1618 benoemd tot advocaat-fiscaal van de Hove van Vlaanderen; tevens was hij gecommitteerde raad en raad ter Admiraliteit van Zeeland.

Johan (Middelburg 6 april 1633-Middelburg 30 jan. 1705). Rechtenstudie te Utrecht: na zijn promotie secretaris ter Admiraliteit van Zeeland. Door zijn politieke opponenten 'de oude slang. die door valsche geschriften het volk verleidt tot slechte driften' genoemd. Verkreeg niettemin als godgeleerde grote bekendheid.

Adriaan Middelburg 15 juli 1664-'s-Gravenhage 19 sept. 1716).). Studeerde rechten te Franeker en promoveerde in 1685 te Leiden op Disputatio Juridica inauguralis de pactis. Hij genoot een zekere vermaardheid door zijn kennis van het Grieks en Hebreeuws. In 1705 werd hij benoemd tot secretaris van de raad ter Admiraliteit van Zeeland. In ’s-Gravenhage nam hij een staatscommissie waar.

Johan (Middelburg 27 sept. 1692-Middelburg 14 mei 1743). Rechtenstudie te Leiden: promoveerde in 1713 op De advocatis. Vestigde zich te Middelburg. waar hij tot pensionaris en bewindhebber der Oostindische Compagnie werd benoemd. Hij beschikte over een enorm vermogen en verkreeg door leningen aan Pruisen verscheidene goederen in het Land van Cleef, zoals de heerlijkheid Movland. Proeve van zijn weinig indrukwekkende dichtkunst vindt men in zijn met P. Boddaert en P. de la Rue uitgegeven 'Dichtlievende

Tijdkortingen, bestaande in gedichten van verscheidene stoffen' (Leiden. 1717, 1718, 1728).

Nicolaas (Middelburg 20 mei 1699-Middelburg 28 febr. 1756). Na rechtenstudie en promotie te Leiden bekleedde hij ambtelijke functies te Veere ter rekenkamer van Zeeland en ter Admiraliteit van Zeeland. Later

gedeputeerde ter Staten van Zeeland en extra-ordinaris gedeputeerde ter Staten-Generaal.

Adriaan (Steengracht van Moyland en de beide Souburgen (Middelburg 3 febr. 1720-Middelburg 3 dec. 1773). Vrijheer van de heerlijkheid Wisch en heer van Moyland.Till, Ossenbruck, Huet, Wehl. Slangenburg, Ter

Borgh, Oost- en West-Souburg en St. Aldegonde. Bij kabinetsorder van Frederik de Grote van Pruisen d.d. 2 nov. 1751 werd hij onder de naam Steengracht de Souhurg in de gravenstand verheven: een diploma werd niet

uitgevaardigd daar hij als Nederlander niet gerechtigd was de titel te voeren. Rechtenstudie te Leiden: promoveerde in 1739 op De officio praefecti urbi. Vestigde zich te Middelburg. werd er schepen en raad: in 1753 hoogbaljuw en rentmeester-generaal der domeinen in Zeeland Bewesterschelde.

Cornelis (Middelburg 16 aug. 1723-Gelderland, huize Slangenhurg 12 okt. 1781). Heer van Wehl. Slangenburg en Oost- en West-Souburg. Rechtenstudie te Leiden. Schepen en raad te Vlissingen: bewindhebber der Oostindische Compagnie: gecommitteerde wegens Zeeland ter generaliteitsrekenkamer.

Johan (Jan) (Veere 30 april 1727-Middelburg26 okt. 1785). Werd door zijn huwelijk met Jacoba Magdalena Ockerse op 18 febr. 1754 heer van Oosterland. 's-Heer Jansland en Oosterstein. Na zijn rechtenstudie te Leiden

raad te Veere; vervolgens advocaat-fiscaal terAdmiraliteit van Zeeland en kiesheer te Middelburg. In 1782 werd hij ervan verdacht in het geheim met Engeland te corresponderen (vgl. Van Hardenbroek)

Adriaan (Middelburg 16 febr. 1731-Middelburg 6 mei 1770). Werd in 1768 door koop heer van Grijpskerke en Poppendamme. Rechtenstudie te Leiden: promoveerde in 1751 op De potestate vitae et necis in liberos. Werd achtereenvolgens benoemd tot pensionaris en schepen te Tholen, pensionaris te Middelburg en secretaris van de Staten van Zeeland (1761). In 1766 werd hij raadpensionaris van Zeeland. Het jaar daarop volgde hij de aftredende vertegenwoordiger van de Eerste Edele. Willem van Citters, op in het admiraliteitscollege, tegen welke benoeming door Middelburg en Tholen, verontrust over deze verbinding van bevoegdheden, dusdanig geprotesteerd werd dat J.A. van de Perre benoemd werd: wellicht zal ook van invloed zijn geweest dat Steengracht 'van caracter een van de slegste menschen in zijn leven' was (vgl. Van Hardenbroek IV. p24).

Johan (Steengracht van Oostkapelle) (Middelburg 11 juli 1782-Parijs 17 dec. 1846). Was heer van Oosterland. Sirjansland. Oosterstem, Moyland. Till, Ossenbruck en Oostkapelle. Na rechtenstudie te Utrecht vestigde hij zich te 's-Gravenhage en bekleedde daar raadsfuncties in de gemeente. Hij was een notoir kunstkenner en -verzamelaar: werd in 1816 benoemd tot directeur van het Koninklijk Kabinet van schilderijen te ’s-Gravenhage (het Mauritshuis) en publiceerde als zodanig`De voornaamste schilderien van het Koninklijk Kabinet te 's-Gravenhage. in omtrek gegraveerd, niet derzelver bescrhijving' ('s Gravenhage 1826-1830. 4 dln.

Nicolaas (Steengracht van Oosterland) (Middelburg 27 nov. 1754-'s-Gravenhage 13 dec.

1840). Was heer van Oosterland. Sirjansland en Oosterstein: verder bezat hij o.a.. Lammerenburg bij Vlissingen. De heerlijkheid Oostkapelle kwam doorzijn h uwelij k niet Johanna van der Poort in zijn bezit. Na rechtenstudie en promotie te Utrecht benoemd tot advocaat-fiscaal ter Admiraliteit van Zeeland. Uit welke betrekking hij in 1795 werd verwijderd, waarna hij zich te 's-Gravenhage vestigde. Na1814 werd hij lid van de Eerste Kamer en staatsraad in bijzondere dienst. Bij K.B. van 28 aug. 1814 no. 14 werd hij in de ridderschap

van Zeeland benoemd.