St.-Kruis

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
St.-Kruis

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

1. Dorp binnen de gemeente Sluis in West-Zeeuws-Vlaanderen vóór 1941 een zelfstandige gemeente waarin de buurtschappen de Brakke, het Eiland en de Platluis; 369 inwoners (1983): oppervlakte 2136 hectare. St.-Kruis is een zogenaamde moerparochie.

Wapen: Dit wapen werd verleend op 8 december 1819. Aan het wapen van Het Vrije van

Sluis werden twee kruisjes toegevoegd als symbool van de naam van het dorp.

Varia: Kermis 14 dagen voor Pinksteren met de zaterdag daarvoor.

Monumenten: De kerk van St.-Kruis, oorspronkelijk een hallekerk uit vermoedelijk de 14de eeuw, werd in de Spaanse tijd verwoest en hersteld in het midden van de 17de eeuw. Van de driebeukige kerk werden koor en dwarspand afgebroken: het schip werd gereduceerd tot een eenbeukige ruimte, een travee korter dan voorheen. De toren (de 'Peperbusse') en resten van het oude schip dateren nog uit de 14de eeuw. De vloer van de kerk is bedekt met oude grafstenen, waarvan enkele de herinnering meedragen aan de Franse revolutie: de adellijke wapens zijn uit de stenen weggehaald. Inen exterieur van de kerk werden in 1949 na zware oorlogsschade gerestaureerd, waarbij een deel van het schip tot consistorie werd verbouwd. In de omgeving van de St.-Kruis liggen fraaie overblijfselen van kreken: de Boomkreek of St.-Kruiskreek (met stuk moeras het 'Schers', voedselgebied voor trekvogels) en het Groote Gat van St.-Kruis. Ten westen van het Groote Gat ligt op Pleistoceen dekzand het Tonio bosch je (1 hectare Staats-natuurreservaat):

het is wetenschappelijk belangrijk als een der weinige overblijfselen van de houtopstanden

van het Hoge Land van St.-Kruis.

Geschiedenis: Tegen het einde van de 12de eeuw stichtten de cisterciënzers van Ter Doest ten zuiden van het latere St.-Kruis de uithof Pulsbroek. Van daaruit is de ontginning van het nog woeste land begonnen, wat heeft geleid tot de stichting van de parochie St. Kruis, welke tot de St.-Baafsabdij van Gent behoorde. De abdij putte geregeld inkomsten uit de houtopbrengsten van de bossen van het nabij gelegen Sconevelt. De stormvloed van 1477 en de inundaties in de 80-jarige oorlog brachten veel schade toe aan dorp en omgeving. In de tijd van de kerkhervorming was Joris de Vriese er pastoor; deze sloot zich na de pacificatie van Gent bij de gereformeerden aan: hij is er maar kort gebleven. In 1633 kreeg St.-Kruis op aandrang van de classis Walcheren D. Meyer als predikant.

2. De VlissingerJan Snouck en zijn Zeeuwse compagnons verkregen in 1635 vergunning om onder door de Heren XIX goedgekeurde condities in het Westindische octrooigebied de kaapvaart te doen uitoefenen en op St.-Kruis of op enig ander eiland van hun keuze een patroonskolonie te vestigen. St.-Kruis werd ongeschikt geacht en men vestigde zich op St.-Eustatius. In 1642 koloniseerde Jan Snouck alsnog St.-Kruis en gaf het de naam Nieuw-Zeeland, in ±1644 herdoopt in Nieuw-Walcheren. Door onenigheden in 1645 tussen kolonisten van verschillende nationaliteiten weken de Nederlanders van dit eiland uit naar St.-Maarten en St. Eustatius.


AUTEUR

R. Huybrecht, J.A. Trimpe Burger

LITERATUUR

A.A. Beekman, Geschiedkundige Atlas. Gottschalk, Historische geografie. H.0. Janssen, kerkhervorming in Vlaanderen. H. Janse, Kerken en torens. Chavannes Mazel, Oude Zeeuwse kerken. 0.A.C. van Vooren, De Duitse overval. Aalbregtse, De molen.


AFBEELDING

De kerk van St.-Kruis na de restauratie van 1949. De zware toren dateert nog uit de 14de eeuw. Opvallend zijn ook hier de zware steunberen.