Spoorwegstations
Spoorwegstations |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Ook aan de Zeeuwse lijn, die in de periode 1866-1873 tot stand kwam werden bij de spoorweg stopplaatsen of stationsgebouwen opgericht met drieërlei doel: bureaus voor de spoorwegdienst, wachtruimten voor de reizigers en, bij de grote stations, een buffet of restauratie. Het merendeel van de stations op Zuid-Beveland en Walcheren waren 'haltes', waar een betrekkelijk eenvoudig gebouw verrees. In Goes, Middelburg en Vlissingen kwamen 'echte' stations. Middelburg het enige Zeeuwse station dat op de monumentenlijst is geplaatst kreeg bij de oprichting in 1872 maar liefst een breedte van 92 meter.
In Vlissingen verrezen er in datzelfde jaar twee stations: Vlissingen-Haven en Vlissingen-Stad.
De architectuur van de stations, die door de Staatsspoorwegen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werden gebouwd, vertoont de zogenaamde rondboogstijl. De architecten van de stations ontleenden hun inspiratie aan het werk van J.N.L. Durand. die met zijn werk Précis des lesons d'Archit ecture' (1809) veel invloed heeft gehad. Kenmerkend voor deze stijl waren de halfronde bovenlichten c.q. halfronde bovenzijden van deuren en vensters. In 1894 kwam er een nieuw station Vlissingen Haven. Het was in 1892 voor het forse bedrag van fl. 379.000 aanbesteed, fl. 214.000 méér dan het oude station twintig jaar tevoren gekost had. Het kreeg een aparte status door zijn wachtkamer voor vorstelijke personen: de wachtkamers 1ste en 2de klasse werden rijk 'versierd'. Het toenemende trein- en bootverkeer (Engeland) maakte blijkbaar het grote gebouw noodzakelijk. Het was van een geheel andere architectuur dan die van het eerdere gebouw. Architecten waren D. H. Haverkamp(1851-1921) en T. G. Schill (1852-1914) De ingang, drie dubbele deuren met halfronde bovenlichten, bevond zich in een kolossaal front: daarboven een groot venster met halfronde bovenzijde, waarin een versierd uurwerk. Door de oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog ging dit station verloren. In 1950 kwam het huidige station te Vlissingen tot stand. Architect hiervan is S. van Ravesteyn, die reeds voor de Tweede Wereldoorlog een aantal stations voor de spoorwegen bouwde. Dit station, vlakbij de aanlegsteiger van de veerdienst Vlissingen-Breskens gelegen, heeft in het front twee halfronde bogen, met beelden versierd.
Op Zuid-Beveland ondergingen de haltestations in de loop der tijd min of meer belangrijke vernieuwingen en uitbreidingen. Van Ravesteyn ontwierp het nieuwe station te Rilland-Bath (1951). Het station te Goes werd al spoedig na de eerste bouw met een wachtkamer vergroot en onderging in het eerste kwart van deze eeuw aanzienlijke uitbreidingen. Het werd in 1980 afgebroken. In plaats hiervan is een modern gebouw gekomen met raamverdelingen à la Mondriaan. De Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland, die in 1927 met haar dienst begon— het zogenaamde "bietenlijntje' kreeg langs de lijn bij de halteplaatsen woningen met een wachtkamer.
In oostelijk Zeeuws-Vlaanderen werden 'echte' stations gebouwd langs de lijnen van de spoorwegmaatschappijen Gent-Terneuzen en Mechelen-Terneuzen, die respectievelijk in 1869 en 1871 met hun diensten begonnen.
AUTEUR
M.P. de Bruin
LITERATUUR
L. van Paddenburch en J.G.C. van de Meene, Spoorwegstations in Nederland. H. Romers, De spoorwegarchitektuur in Nederland 1841-1938.
AFBEELDING
Het spoorwegstation te Vlissingen. in 1894 gebouwd en in de tweede wereldoorlog vernield (opname 1935).