Snikkerwerk

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Snikkerwerk

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Het kunstzinnig bewerken van houten gebruiksvoorwerpen zoals pijpekassen (opbergdoos voor de Goudse pijp), pijpewroeters, (kerk)stoven, mesheften en naaldenkokers. Snikkeren betekent kleine stukjes hout afsnijden. In de 18de en 19de eeuw werd snikkerwerk vervaardigd op Walcheren, Noord,- en Zuid-Beveland en West-Zeeuws-Vlaanderen door boeren. Smeden en timmerlui en dergelijke om in de slappe tijd en in het winterseizoen nog wat extra's te verdienen. In de besneden Zeeuwse mesheften komt het 'eigene' van de Zeeuwse volkskunst het meest tot uitdrukking. Tot in de 18de eeuw was het gebruik om, wanneer men uit eten ging, mes en vork mee te brengen. Meestal waren de heften versierd. Toen deze gewoonte verdween bleven de Zeeuwse boeren op zondag hun mes met versierd heft dragen. Door de week had men een mes met een besneden palmhouten heft (lengte heft 13 cm bij zich dat zodanig in een zak op de zijnaad van de broek werd gedragen dat het heft duidelijk zichtbaar was. Vanaf ±1850 mocht iedere boerenzoon die 15 jaar werd zo'n mes dragen. De heften waren bekroond met onder andere één van de navolgende voorstellingen: een span paarden, etende uit de bagge (mand): een staande leeuw: liggende leeuwen: pelikaan: koning David: knopvormige versiering. Daaronder werd het zogenaamde kooitje uitgesneden waarin het tussen de spijltjes uitgesneden, balletje (het zieltje). Onder het kooitje volgde een hand met voorstellingen uit de bijbel of uit de landbouw of van landbouw of ambachtsgereedschap. Tussen de verschillende afdelingen waren randen gesneden. Afgaande op de jaartallen op de mesheften is de bekroning met paarden (ook paeremessen genoemd) niet ouder dan het begin van de 19de eeuw. Het oudst bekende mes met paarden dateert uit 1807. In de loop van de 19de eeuw komen onder de messen met jaartallen steeds meer paarden voor. In de 20ste eeuw overheerst de paardebekroning. Met de thans nog vervaardigde snikkerwerkprodukten probeert men een synthese te vormen tussen de oude en de moderne voorstellingen, terwijl ook exacte nabootsingen van het oude snikkerwerk worden aangetroffen.


AUTEUR

I. Vogel

LITERATUUR

P. Brouwer, 't Paeremes. J. de Bree, Kostuum en sieraad in Zeeland. Hil Bottema, ‘Zeeuws snikkerieë’, in: Bijdragen en Mededelingen Ned. Openluchtmuseum 23./nr. 11. Catalogus tentoonstelling Snikkerwerk in de Schotse Huizen te Veere (10 juli - 28 augustus 1982).


AFBEELDING

Voorbeelden van palmhouten Zeeuwse mesheften. In het exemplaar met leeuw van opzij gezien, is de ziel tussen de spijlen van het kooitje zichtbaar.