Sluis, Vesting

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Sluis, Vesting

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Middeleeuwse aanleg. In 1382/83 verleende Lodewijk van Male octrooi tot versterking van de stad. Sluis, geschiedenis). De periode 1382/92 omvatte in hoofdzaak de bevestiging van de landzijde (grachten, houten poorten aan de oost-. Zuid- en westzijde en bruggen, wachttorens en palissaden aan de Zwinkant. In 1385 aanvang van de bouw van het Kasteel Sluis, Kasteel van) en later van de toren van Bourgondië aan de overzijde van het Zwin. Na 1392 verbetering der werken, echter aan de Zwinzijde nog met toepassing van hout. De Zwinzijde kreeg na 1404 meer aandacht onder andere door de aanleg van een aarden wal voltooid in 1418/19 tot aan de Westpoort, vanaf het Kasteel), versterkt niet houten poorten en palissaderingen. Tussen

het Kasteel en de Toren van Bourgondië werd een barriëre van paalwerk opgetrokken, waarvan de doorvaart met een ketting kon worden afgesloten. Aan de landzijde verrezen drie nieuwe stenen poorten: de Oostpoort (1425-1432) (oprichter Jan Lietac); de bouw van de Zuidpoort was reeds in 1399 aangevangen (Arend de Keyser) terwijl de in 1437 door de Bruggenaren vernielde Westpoort in groter en fraaier gedaante herrees. In 1432 besloot men de werken aan de Zwinzijde op grootscheepse wijze te verbeteren, het zogenaamde 'Steenen Werk ter zeewaart'. Van 1432 tot 1435: bouw van de stenen muur van het Kasteel tot de St.-Jansdam en van de haven (Vliet) tot de Smeestraat, die van 1444 tot 1456 werd doorgetrokken tot de Westpoort. Hier werden de houten torens en poorten deels verplaatst en in steen opgetrokken (de toren hij het Kasteel, de poorten St.-Joris. St.-Jacobs, St.-Anna. Nieuwe Steeger, St.-Jans, St.-Nicolaas, Onze Vrouwe,

Ter Passage, Vissers. Smee en Zoutketen alsmede de Grote of Blauwe toren bij de Westpoort. Voorts werd voor de muren een gracht gedolven. Volgens J. H. van Dale waren omstreeks 1450 de verdedigingswerken waarschijnlijk als volgt uitgevoerd: aan de landzijde een dubbele gracht. Vermoedelijk niet een lage wal, versterkt met enkele wachthuizen en -torens en de Oost-, Zuid en Westpoort; aan de Zwinzijde lag, behalve het Kasteel en de Toren van Bourgondië een, vermoedelijk grotendeels stenen muur, die mogelijk van een weergang en van enkele wachttorens was voorzien. In deze muur lagen de verschillende, reeds genoemde poorten en torens. In de 16de eeuw trad Verval in.

16de-, 17de en 18de-eeuwse aanleg. In 1573 begonnen de Spanjaarden de vestingwerken te moderniseren o.l.v. ingenieur Jan Faiet. Van 1578 tot 1587 hebben de Staatsen de herbouw voortgezet, in hoofdzaak aan de Zwinzijde door de muur te vervangen door een aarden gebastioneerd front. Aan de land zijde werden de poorten versterkt en aan de overzijde van het Zwin verrezen het Kleine Pas (een hoornwerk) en het Grote Pas (een kroonwerk). Van verbeteringen gedurende de Spaanse bezetting van 1587 tot 1604 zijn geen gegevens bekend; aangenomen mag worden dat na de verovering in 1604 de werken a. v. werden verbeterd: aan de landzijde verrees, met het middeleeuwse patroon als basis, een gebastioneerd tracé, omgeven door

een natte gracht en contrescarpen. De acht bastions heetten: Stenen Beer, Galgen, Magdalena, Schuttershof, Zeeland en Oranje. Courtines en bastions waren voorzien van een Fausse-brave. Tegenover het Oranje bolwerk was een lunet opgeworpen. Aan de Zwinzijde (van het Kasteel tot aan de Haven) een hoofdwal met de bastions Paapse Werk, Stenen Batterij en Leugenaar. De middeleeuwse stenen muur is vermoedelijk door deze wal overdekt. Aan de overzijde van het Zwin lagen de reeds genoemde werken. Van 1699 tot 1702 werd de

vesting Sluis door Menno van Coehoorn uitgebreid en verbeterd. De hoofdwal werd versterkt met zeven ravelijnen en een couvre face (genoemd naar de zeven provinciën en Drenthe). Daarvoor lag een ingewikkeld stelsel van enveloppen, couvre faces en bedekte wegen en wapenplaatsen. Aan de Zwinzijde werd de hoofdwal doorgetrokken tot de zuidelijke buitenwerken; het aantal bastions werd hier uitgebreid tot vijf en van contrescarpen voorzien. Aan de overzijde van het Zwin werden het Grote en het Kleine Pas met elkaar verbonden door een stelsel van buitenwerken die tot aan de zuidzijde van Sluis reikten onder meer een dubbele tenaille, Spijt je Backes genaamd. Voorts werd van hier een linie van communicatie van 850 meter lengte aangelegd naar het fort St.-Donaes. een vierhoekige gebastioneerde schans met een gracht en contrescarp (daterende uit de Spaanse bezettingstijd), die zelf weer was verbonden met een noord daarvan vooruitgeschoven zwaluwstaart. genaamd de Nachtegaal. Een groot hoornwerk met een wapenplaats completeerde hier het geheel. De stad had vier poorten,de Kasteelof Ketelpoort bij het veer naar Cadzand, de Pas- of Waterpoort hij de haven, de Oost- en de Zuidpoort. De poorten zijn ten dele nog aanwezig.

Rondom Sluis liep een tragel. die het zoete water uit de Aardenhurgse Vaart scheidde van het zoute water. Het Kasteel van Sluis, nu omgeven door een wal, verloor zijn militaire betekenis. Tijdens het beleg der Fransen in 1794 diende het als lazaret. De vesting is in 1839 opgeheven: een groot deel der werken is nog zichtbaar.


AUTEUR

C.A. de Bruyn, De Meeter

LITERATUUR

Van Dak, Blik op de vorming der stad Sluis. Van Dale, Naamlijst van de Poorten. Van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek. Tegenwoordige Staat XII. Bachiene, VaderIandsche geographie, 204. Van Empel en Pieters, Zeeland, 126-127. 233-234.


AFBEELDING

De vesting Sluis in 1794: rechts het kasteel. De stad ligt rondom in het water.