Slemp

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Slemp

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Bodemkundige eigenschap waarbij het bovenste deel van de bouw voor onder invloed van de regen verspoelt en verdicht. Er treedt ontmenging van de bodembestanddelen op in fijnere en grovere delen. De fijnere delen komen in laagten en kuiltjes terecht en verstoppen de holten waardoor de grond ondoorlatend wordt. Bij opdrogen wordt een harde korst gevormd. Men onderscheidt ook 'interne slemp' waarbij de gehele bouwvoor verdicht. Slemp treedt het sterkst op bij kalkarme gronden met een lichte bovengrond. In Zeeland treedt slemp vooral op bij de kleiplaat-, kreekrug- en overgangsgronden van het Oudland en op de overgang van het Nieuwland naar het dekzand. Streeksgewijs spreekt men in Zeeland van slempige, loperige, pannige, drift of hemelvloeiige grond. Ook inundatie met zout water veroorzaakt een grote mate van slempgevoeligheid van de grond bodem).


AUTEUR

I. Ovaa

LITERATUUR

Jongerius, Bodemkartering (Enige vormen van hergroepering van bodembestanddelen).

AFBEELDING

Sterke verslemping en erosiegeulen, ontstaan door afstromend neerslagwater.