Sieraden (klederdracht)

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Sieraden (klederdracht)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Bij de verschillende Zeeuwse klederdrachten behoort een grote verscheidenheid aan sieraden. Zij hebben zowel in het mannen als in het vrouwenkostuum toepassing gevonden. Sommige dienen uitsluitend als sieraad en worden gedragen wanneer men uitgaat. Andere hebben een funktionele betekenis, zoals het oorijzer, dat altijd wordt gedragen. Van oorsprong diende het als hulpmiddel tot steun van de muts. Deze funktie heeft het nog steeds, maar het sierend element is in het verleden sterk vergroot. Dit heeft geresulteerd in twee typen

oorijzers nl. dat met de rechthoekige gouden stukken waarvan ook opengewerkte uit voeringen bekend zijn geweest en dat met de spiraalvormige gouden "krullen". De stukken behoren tot de Zuid-Bevelandse dracht en de krullen tot de overige drachten. Plaatselijk waren de krullen enigszins verschillend van grootte of van uitvoering en daardoor kregen zij een streekhepalend karakter. De krullen bij het Schouwse en Duivelandse kostuum bijvoorbeeld waren klein, maar die hij het Arnemuidse zeer groot. Bij die van Tholen werd de spiraal gevormd door een vierkante draad in plaats van een ronde. Aanvankelijk waren de sieraden eenvoudig van uitvoering, maar in de vorige eeuw begon daar verandering in te komen en deze ontwikkeling zette zich tot rond de eeuwwisseling voort. Grotere en rijkere uitvoeringen waren er het gevolg van. Sommige sieraden raakten uit de mode. zoals de gouden voorhoofdsnaald en de zilveren beugeltas, die beide sinds 1900 (nergens meer worden gedragen). Bij het vrouwenkostuum waren de sieraden het talrijkst. Het zijn vooral de hangers aan het oorijzer, strikken of hellen genaamd en de fraaie cantille gouden spelden die de aandacht trekken. In Tholen en Noord-Beveland werden hangers en spelden verlucht met granaat, parels of simili, tussen uitbundig cantille. Het doordeweekse kostuum kende alleen het oorijzer en een eenvoudie kralencollier. Bloedkoralen hebben vanouds hij de klederdrachten behoord, maar de ontwikkeling is verschillend geweest. Uit sommige drachten verdwenenverdwenen zij weer, terwijl zij in andere een ongekende uitbreiding ondergingen. In Zuid-Beveland draagt men vijf of zes rijen bloedkoralen aan een filigrain gouden slot. Behalve bloedkoralen colliers komen voornamelijk in Walcheren ook granatencolliers voor. De gouden sloten dragen dan meestal ook versie ringen met bloedkoraal of granaat. De katholieke vrouwen in Zuid-Beveland droegen vroeger een trouwring van een bijzondere uitvoering, de zogenaamde kruisring. Bij het Axelse kostuum waren vroeger brede gouden ringen in zwang. waarin blauwe of groene steentjes waren gezet. De sieraden van het mannenkostuum zijn tegenwoordig beperkt tot gouden halsknopen. zilveren broekstukken en soms een gouden broche. In de broekstukken komen verschillen tot uitdrukking, die bepalend zijn voor de herkomst van het kostuum. In Walcheren zijn zij plat. terwijl zij in Zuid-Beveland de vorm hebben van een halve hol. De Axelse zijn eveneens plat. maar geajoureerd, evenals de broekstukken die bij het Nieuwlandse kostuum hoorden, alwaar zij tevens het grootst zijn. Vele sieraden vinden hun oorsprong in de burgerdracht. Aanvankelijk werden zij door plaatselijke gouden zilversmeden vervaardigd. die later door de industrie werden verdrongen. Na een uitgebreide ontwikkeling hebben zij door het in onbruik raken der klederdrachten het eindpunt bereikt. Zilveren messen, knopen, scharen, naaldenkokers, pepermuntdozen, loddereindozen, flacons, schoenen kuitgespen maken van het kostuum geen deel meer uit.


AUTEUR

J. de Bree

LITERATUUR

J. de Bree, Kostuum en Sieraad in Zeeland.

AFBEELDINGEN

Cantille gouden bellen. Kadzandse en Holsterdracht, 19de eeuw. Zilveren schoengespen, Axelse vrouwendracht, 19de eeuw. Cantille gouden mutsspelden. Dracht van Nieuwen St.-Joosland en Zuid-Beveland. Dracht van Zuid-Beveland (katholiek) met zilveren boroekknopene n gouden halsknopen. Gouden strikken. Walcherse dracht omstreeks 1840. Noord-Bevelandse dracht met bijbehorende gouden krullen en cantille gouden bellen en spelden.