Selnering

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Selnering (zelnering. Pannering, Zoutwinning)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Het winnen van zout uit het enigszins ziltige veen (derrie, darink dat in grote hoeveelheden in Zeeland voorkwam. Na de moernering werd de gedroogde darink verbrand (selbernen). De daardoor ontstane as werd naar de zoutketen vervoerd waar hij met zeewater vermengd, in grote pannen boven turfvuren tot zout werd ingedampt. In de zoutketen, eenvoudige houten bouwsels, stonden twee, drie of vier ovens met grote open platte ijzeren pannen. De uitgestookte zelas werd als afval op hopen gestort (de zogenaamde zelkeheuvels); straatnamen zoals Lange en Korte Zelke te Vlissingen herinneren nog aan deze afvalheuvels. Reeds in de Romeinse tijd werd in Zeeland uit veen zout gewonnen.Van de elfde tot in de 15de eeuw, met een hoogtepunt in de 14de eeuw, was de zelnering er een winstgevende nijverheid. Hoe belangrijk deze bedrijvigheid was mag blijken uit het feit dat in het jaar 1422/23 te Biervliet 9 miljoen kg. zout werd geproduceerd: ca. 90% hiervan werd geëxporteerd. Eerst vond de zoutwinning plaats hij de winplaatsen van de darink. Bij de opkomst van de steden verplaatste de selnering zich daarheen. Van belang was dat de steden. Waar de zoutindustrie zich vestigde, een haven hadden voor de aanvoer van zelas en turf en voor de afvoer van zout. alsmede de beschikking hadden over zout water. Vanwege het brandgevaar werden de zoutketen veelal buiten de stadsmuren gebouwd. Belangrijke centra van de selnering waren: Goes, Zierikzee, Reimerswaal, Tholen, Axel, Biervliet en Hulst.Zelzout werd, naast tafelzout, gebruikt voor het zouten van vlees, vis, boter en andere aan bederf onderhevige waren. Zelzout was zout van hoge kwaliteit maar duur doordat de winning arbeidsintensief was en grote hoeveelheden brandstof vergde. Vanaf het tweede kwart van de 15de eeuw werd het zelzout verdrongen door gezuiverd baaizout dat aanzienlijk goedkoper was. Door de ontwikkeling en verbetering van de zeevaartkunde en -techniek werd het mogelijk om grotere vrachten ruw baaizout op betrekkelijk goedkope wijze over zee aan te voeren. De moernering werd steeds meer aan beperkende maatregelen onderworpen. Bovendien raakten de gemakkelijk te exploiteren veenlagen uitgeput. Door al deze factoren werd ruw baaizout in plaats van zelas de grondstof voor de zoutindustrie. Mede als gevolg van de overschakeling van zelzout op gezuiverd baaizout (afkomstig uit Frankrijk, later ook uit Spanje en Portugal) nam de Zeeuwse haringindustrie een grote vlucht. Hulst en Axel waren de eerste centra waar de nieuwe raffinaderijtechniek werd toegepast en tot bloei kwam. In de 16de eeuw verplaatste de zuivering van ruw baaizout zich van Zeeuws-Vlaanderen vooral naar Zierikzee, Goes en Reimerswaal. Door de opstand tegen het Spaanse bewind en de sluiting van de Schelde is de zoutnering in Zeeuws-Vlaanderen ten onder gegaan. De zuivering van ruw zeezout en de daarmee verbonden handel heeft zich tot in de 19de eeuw weten te handhaven in Zierikzee, Tholen, Goes, Arnemuiden en Middelburg.


AUTEUR

I.H. Vogel-Wessels Boer

LITERATUUR

J. A. Menens, Biervliet. Ovaa, Zoutwinning. Van der Wee, De groei.

AFBEELDING

Een scheepstimmerbedrijf aan de Thoolse haven vertelt met deze gevelsteen dat hier eens een zoutkeet stond.Darinkdelvers aan het werk op de schorren bij Zierikzee (achtergrond). De diverse stadia van de arbeid: spitten, optassen, drogen, verbranden enz., zijn goed te zien.