Schoudee
Schoudee (schoude, Schoudhe) |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
1. Verdwenen dorp, ambacht en parochie in het Verdronken Land van Zuid-Beveland: destijds gelegen tussen de Mosselkreek en het Vinkenissegat; de plaats ontleende haar naam aan het water Schoudee.
Wapen: Dit wapen komt voor op de wapenkaart van Smallegange (1696) en werd met zilveren penningen gebezigd door het geslacht Van Schoudee. Schoudee was reeds in 1258 een zelfstandige parochie: de kerk behoorde aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht. In de kerk waren vicarieën gefundeerd ter ere van het Heilige Kruis en de Heilige Geest. Binnen het gebied van deze parochie lag de uithof Schoudeemoer van de cisterciënzerabdij Ter Doest. Schoudee is hij de vloeden van 1530 en 1532 verdronken. Schoudee is een waternaam (Schelde).
2. Voormalig water in Zuid-Beveland; noordwaartse zijkreek van de Hinkelinge; gelegen tussen Krabbendijke, waarvan hij de oostgrens vormde, en het dorp Schoudee, dat zijn naam aan de kreek ontleende. De Schoudee werd waarschijnlijk al aan het eind der 12de eeuw afgedamd door de bedijking van de Schoudeewaardpolder.
3. Voormalig kreekje op het eiland Rilland (Zuid-Beveland, tussen Waarde en Valkenisse: al bekend uit de 12de eeuw: de juiste loop is niet bekend omdat het betreffende gebied in de 16de eeuw vrij lang overstroomd is geweest.
AUTEUR
S.J.M. Hulsbergen, J.A. Trimpe Burger, J. Kuipers
LITERATUUR
C. Dekker, Zuid-Beveland. De Nooijer, Hinkelinge. Dekker en Kruisheer, Rekening abdij Ter Doest, 273-305.Grijpink, Register op de parochiën. Zelandia Illustrata X. 24. Schönfeld, Waternamen. 74.