Scho(o)neveld, Zeeslagen Op De Vlakte Van
Scho(o)neveld, Zeeslagen Op De Vlakte Van |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
(7 en 14 juni 1673). In het tweede jaar van de Derde Engelse Oorlog deed De Ruyter eerst een poging de Theems af te sluiten om zodoende het uitlopen van de Engelsen en hun vereniging met de Franse vloot te verhinderen. Na het mislukken hiervan kwam hij op 16 mei 1673 op de Vlakte van Schooneveld ten anker. Zijn vloot groeide daar aan tot 50 grote schepen, verdeeld in drie eskaders onder hemzelf met Van Nes, Tromp en Banckert. Op 1 juni kwam de 76 grote schepen tellende vijandelijke vloot, onder Prins Rupert, d'Estrees en Spragge, in het zicht. Als gevolg van de weersomstandigheden begon de strijd echter pas op 7 juni.
De eerste slag. Prins Rupert had verwacht dat De Ruyter, wanneer hij de grote overmacht op zich zou zien afkomen. zich achter de banken zou terugtrekken. Om hem daar te kunnen volgen en vast te houden tot de hoofdmacht zich ook in de strijd zou kunnen mengen, werd een afzonderlijk eskader gevormd van 30 weinig diepgaande schepen, voornamelijk uit de eskaders van d'Estrées en Spragge. De Ru y ter wachtte de aanval echter niet af, waardoor er verwarring ontstond in de Engels-Franse vloot. Prins Rupert vocht enkele uren lang met 411 schepen tegen de 15 van Tromp, zonder dat hij in staat was zijn tegenstanders zware verliezen toe te brengen. De Ruyter zag aanvankelijk slechts weinig vijanden, voornamelijk Fransen tegenover zich, terwijl de achterhoede onder Banckert, tegenover een wanordelijke aanvallende overmacht stond. De Ruyter brak nu door de Franse linie heen. verenigde zich met de Zeeuwen en sloeg de vijanden van zich af. Ondertussen bovenwinds van hen komende. Daarna ging hij op tegenkoers om zich te verenigen met de schepen onder Tromp. Deze kwam, nog steeds in een zwaar gevecht met Ruperts eskader gewikkeld, naar de rest van de vloot toelopen. De Ruyter liet de schepen van de nu weer verenigde vloot goed aaneengesloten achter elkaar zeilen, terwijl de Engelsen en Fransen slecht post hielden, waardoor zij van hun overmacht geen gebruik konden maken. De Ruyter kreeg hierdoor de gelegenheid enige malen door hun linie te breken, waardoor de wanorde daarin nog groter werd. De strijd duurde voort tot laat in de avond, waarna de Engelsen en Fransen zich naar dieper water terugtrokken. Gedurende de volgende dagen werd door beide partijen zoveel mogelijk de opgelopen schade hersteld, waarbij de Nederlanders door de kortere aanvoerlijnen vanuit hun bases vanzelfsprekend in het voordeel waren.
De tweede slag. De Engels-Franse vloot lag op 11 juni opnieuw in slagorde met d'Estrées in het midden. Spragge met de voorhoede noordelijk en Prins Rupert zuidelijk van de Fransen. Juist toen de Nederlanders op 14 juni onder zeil gingen om aan te vallen begaf Spragge zich met één van zijn onderbevelhebbers naar het schip van Prins Rupert. Deze trachtte nu met zijn eskader de Fransen voorbij te zeilen om zelf de voorhoede te gaan vormen, daar de eigenlijke voorhoede zijn bevelhebber nu miste. Er ontstond zodoende grote wanorde in de geallieerde vloot. In de verwarde strijd die ontbrandde werd dan ook nauwelijks met eskaders en smaldelen gemanoeuvreerd: pogingen om met branders vijandelijke schepen te vernietigen liepen even eens op niets uit. Laat in de avond was men de Engelse kust tot op 4 à 5 mijlen genaderd. De Ruyter trok zich toen terug zonder dat hij door de Engelsen en Fransen werd gevolgd. Op de avond van de 15de juni lag de Nederlandse vloot weer voor anker op de Vlakte van Schooneveld.
Beide slagen eindigden onbeslist, in die zin dat geen van beide vloten zware verliezen had geleden. De Engels-Franse vloot zag zich echter gedwongen de thuishaven op te zoeken. Plannen tot een landing op de Nederlandse kust hadden niet tot uitvoering kunnen komen.