Scherprechter-ledenzetter

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Scherprechter-ledenzetter

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Uit hoofde van hun arbeid hadden stadsbeulen enige kennis van hetgeen heden orthopedie heet. Het beulsambt bleef dikwijls binnen bepaalde families. Sommige beulen werden bevorderd tot de stand van scherprechters. Deze behandelden als ledenzetters ontwrichtingen en beenbreuken, soms ook complicaties ervan, die chirurgische ingrepen vereisten. Botsingen met chirurgijns kwamen derhalve veel voor. De gemeenteraad van Middelburg bakende bij ordonnantie van 11 januari 1653 beider arbeidsterrein af; ook Zierikzee deed dit hoogstwaarschijnlijk. Desalniettemin bedreven scherprechters herhaaldelijk chirurgie. Toen rond 1795 het gildewezen verdween, probeerden de Geneeskundige Commissies de scherprechters in hun werkzaamheden te controleren. Hoewel ruwe en hardhandige lieden het geschiktst voor dit vak waren, werden zij geenszins geminacht. De foltermachines die zij gebruikten staan onder andere vermeld en afgebeeld in 'Het nieuwe Wapenhuvs der Chirurgie' door Schultetus, Amsterdam 1671. De wet van 12 maart 1818 maakte een eind aan het ledenzetten door onbevoegden. Vele scherprechters hebben ampele neven verdiensten geput uit de vervaardiging van een arcanum (geheim geneesmiddel). In Middelburg heette een dergelijk middel tot in de 18de eeuw 'menschenvet.'


AUTEUR

A.M. Lauret

LITERATUUR

A. A. Fokker, De scherprechter-ledenzetter.