Ruiters

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Ruiters
Tureluur, bron: Zeynet Cebeci Wikimedia

Ruiters

Familie van waadvogels (steltlopers) met vrij lange tot lange poten en lange dunne snavel. Zoeken over het algemeen voedsel op slikken. In Zeeland komen diverse soorten ruiters voor, waarvan alleen de tureluur tot de broedvogels behoort. De overige soorten broeden in noordelijker streken.

Tureluur (Trínga tótanus)

In Zeeland een algemene broedvogel (2000-4000 paar) van (zilte) graslanden; doortrekker en wintergast, vooral op de slikken van de zeearmen.

  • Dialect: Schouwen-Duiveland: daeke; Zuid-Beveland, Walcheren: klieve, kliefje; Walcheren: daak, daakje.

Zwarte ruiter (Trínga erýthropus)

Algemene doortrekker van maart tot in mei en van eind juni tot in november. Kleine aantallen overzomeren en overwinteren.

Groenpootruiter (Trínga nebulária)

Algemene doortrekker in april en mei en in juli oktober op dezelfde plaatsen als de zwarte ruiter.

Bosruiter (Trínga glaréola)

Deze kleine ruitersoort is in Zeeland een weinig algemene doortrekker van binnendijkse sloten, in voor- en najaar.

Witgatje (Trínga óchropus)

Vrij algemene doortrekker in voor- en najaar van binnen wateren en ook regelmatig in de winter waar te nemen.

Oeverloper (Actítis hypoléucos)

Algemene doortrekker in mei en in juli-oktober langs alle soorten wateren.

  • Dialect: Walcheren: zandloper.

Trekruiter (Xénus cinéreus) en poelruiter (Trínga stagnátilis)

De trekruiter en poelruiter zijn zeldzame dwaalgasten in Zeeland.

Auteur

-P.L. Meininger