Ringrijden/EvZ1982-1984
Volksspel waarvan voor het eerst melding gemaakt wordt in een document van 1687, een klacht van de Middelburgse kerkeraad bij de classis Walcheren `dat voorleden Pinkster op verscheidene dorpen op Walcheren van de boersche jeugd en andere, dien het minst betaamt, den ring gestoken is, en bij gevolge van dien vele wulpschen ongerijmdheden van danserijen, drinkerijen enz. gepleegd worden ook met verachting van der predikanten vermaning daartegen'. Het spel, dat vooral op der de pinksterdag op Walcheren en in andere delen van Zeeland sporadisch voorkwam, werd het eerst beschreven door Betje Wolff in haar gedicht `Walcheren' (1769). Boerenzonen en -knechten te paard moeten trachten met een houten lans door een aan een touw opgehangen ring te steken. Men rijdt op ongezadelde boerenpaarden, waarvan manen en staart gevlochten en versierd zijn; op het moment waarop de ring gestoken wordt moet het in draf lopen. Tot omstreeks 1914 reed men in het hoerenpak, wat thans alleen bij folkloristische demonstraties en koninklijk bezoek gedaan wordt. De gewone wedstrijden worden in een wit pak verreden. De deelnemer die de meeste ringen heeft gestoken en dus de wedstrijd heeft gewonnen, wordt gejonast en werd vroeger op een ladder rondgedragen; op zijn kosten ging de sukerkomme rond, een kom brandewijn met suiker, waarin zoute bolletjes dreven. Degene die de minste of in het geheel geen punten had behaald kreeg een versierde pollepel. Sinds de dracht meer uitzondering dan regel is bestaan de prijzen in hoofdzaak uit allerhande artikelen. Het heeft de Walcherse ringrijderij nooit aan Koninklijke belangstelling ontbroken en vele prijzen werden van die kant beschikbaar gesteld. Toen prins Willem V op 1 juli 1786 in Domburg het ringrijden bijwoonde schonk hij twee gouden medailles; koning Willem I schonk in 1827 aan de ringrijders van Vrouwenpolder een zilveren tabaksdoos; koning Willem III schonk op 23 mei 1862 de winnaars in Westkapelle twee gouden horloges met kettingen; koningin Wilhelmina schonk in Middelburg een zilveren schaal, in 1919 een wisselbeker, in 1921 persoonlijk door haar uitgereikt aan P. Brasser, die hem drie jaar achtereen had gewonnen. In 1950 werd de Zeeuwse Ringrijders Vereniging opgericht, die sinds 1955 de gehele organisatie van het ringrijden in handen heeft. In de top is het ringrijden nauwelijks folklore meer, maar eerder pure sport en dat betekent veel trainen met een eigen paard.