Reddingswezen

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Reddingswezen

Toen de zeeën nog 'uitsluitend met houten zeilschepen werden bevaren, waren strandingen en schipbreuken aan de orde van de dag. Zolang er nog geen georganiseerd reddingswezen bestond, waren voor de opvarenden de kansen op redding doorgaans uiterst gering. Eerst in de loop van de 18e eeuw werden door de overheid maatregelen getroffen die tot doel hadden aan deze toestanden een einde te maken. Zo werden in 1769 op last van de Staten van Holland en West-Friesland een aantal reddingboten langs de kust gestationeerd. Ze bleken echter weinig zeewaardig te zijn en de resultaten waren dan ook teleurstellend. Geleidelijk aan begonnen in de loop van de 18e eeuw ook meer kustbewoners zich het lot van de schipbreukeling en aan te trekken. Het waren vooral kustvissers (zie Naerebout) die toen met hun bommen en schokkers vaak zeelui van een wisse dood konden redden. Op 11 november 1824 werd de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij opgericht, op 20 november 1824 gevolgd door de oprichting van de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen. Laatst genoemde maatschappij kreeg als werkterrein de kust van Ter Heijde tot Cadzand. Een jaar na de oprichting van de redding maatschappij werden langs de kust de eerste roeireddingboten gestationeerd, nl. bij Domburg en bij Scharendijke. Het werd geen succes. Er bleken in die dorpen niet voldoende vakkundige mensen te wonen om de boten te bemannen. Men was in de eerste plaats aangewezen op kustvissers die de weg wisten naar en tussen de verraderlijke banken, waar de branding altijd actief is. In 1826 probeerde men het met een boot aan de kust bij Westkapelle, maar ook dat station moest drie jaar later weer gesloten worden. In 1828 werd een roeireddingboot te Brouwershaven in dienst gesteld. Daar woonden toen wel kustvissers. Een bezwaar was de afstand die op de riemen moest worden afgelegd om buitengaats te komen. In 1844 liet de reddingmaatschappij een houten zeilschokker bouwen die tot taak kreeg om tijdens stormweer toezicht te houden op de buitenbanken voor de kust van Schouwen. Het schip kreeg Zierikzee als thuishaven. In 1849 werd een tweede zeilschokker in dienst gesteld met Brouwershaven als thuishaven. De schokkers hielpen niet alleen in nood verkerende schepen maar verleenden tevens hulp aan binnenzeilende vrachtvaarders die geen loods aan boord hadden. Bij ongunstige weersomstandigheden lag er meestal één zeilschokker op wacht in de luwte van de Westbout bewesten Burghsluis. In 1852 werd de eerste zeilschokker afgevoerd en vervangen door een in Engeland gekochte houten kotter. Dat schip werd in 1873 weer vervangen door een ijzeren kotter, die in 1889 werd verkocht. De taak van de schokkers en kotters nam geleidelijk af. Toen in 1872 de Nieuwe Waterweg werd geopend, maakten de vrachtvaarders steeds minder gebruik van de route via het Brouwershavensche Gat. Inmiddels had de reddingmaatschappij in 1850 ook in Renesse een roeireddingboot gestationeerd. Men vond de afstand van Brouwershaven naar buitengaats blijkbaar toch te groot. Ook die poging mislukte, zodoen de moest de boot in Brouwershaven blijven. Een goede keus bleek het in dienst stellen in 1868 van een roeireddingboot in Burghsluis. Daar woonden de Van der Kloosters en die wisten op de Banjaard en omgeving wel de weg. Een grote verbetering was tevens de vervanging van de roeireddingboten door roei/zeilreddingboten. Brouwershaven kreeg er een in 1876. De afstand van de thuishaven naar de banken voor de kust kon toen met steun van de zeilen sneller worden afgelegd. Burghsluis kreeg er een in 1885. Ook langs de kust van Walcheren bleef de reddingmaatschappij pogingen in het werk stellen om ergens een boot te stationeren. In 1865 probeerde men het nog eens in Zoutelande, maar opnieuw bleek het daar niet mogelijk om onder de plaatselijke bevolking voldoende vakkundige mensen te vinden om de boot te bemannen. In 1873 werd een boot in Vlissingen gestationeerd en daar lukte het wel. Cadzand kreeg in 1892 een strandreddingboot en een mortier met wippertoestel. Het motorische tijdperk begon in 1906 in Burghsluis, toen daar de bestaande roei/zeilreddingboot werd voorzien van een hulpmotor. In 1911 kreeg ook de roei/zeilreddingboot van Vlissingen een hulpmotor. De algehele motorisering van de reddingboten toen nog slechts een kwestie van tijd. Zo werden in Vlissingen in 1912 en in Burghsluis in 1920 nieuwe motorredding boten in dienst gesteld. De noodzaak om ook in Westkapelle handelend te kunnen op treden, bleek in 1911. In dat jaar sloeg de bark 'City of Benares' tegen de dijk. Kort daarna werd er een mortier met wippertoestel gestationeerd. Deze apparatuur wordt ook momenteel nog gebruikt om mensen te redden van schepen die zo dicht onder de wal zijn gestrand, dat ze vanuit zee niet zijn te bereiken. Met een mortier wordt dan vanaf de wal een kogel met een dunne lijn over het schip geschoten. Daarmee wordt een tros overgehaald waarlangs de opvarenden met de wipperbroek de wal kunnen bereiken. Uit het voorgaande zou de indruk gewekt kunnen worden dat het na 1824 uitsluitend de reddingmaatschappijen zijn geweest, die schipbreukelingen van een wisse dood wisten te redden. Ook andere kustbewoners, vooral visserslui, hebben in de loop der jaren meermalen hun leven gewaagd, om in nood verkerende medemensen hulp te bieden. Een uitzonderlijk staaltje van moed en menslievendheid leverde in 1910 een aantal vissers toen in december van dat jaar de kleine Engelse schoener `Doris' op de Rassen strandde. In een poging om de bemanning te redden voer Jacob Schroevers met zijn hoogaars van Vlissingen naar buiten, vergezeld van zijn zonen Jacob, Gerard, Job, Klaas en Lieven. Met de geredde bemanning aan boord, keerden ze later weer terug. Aan alle redders werd naderhand de zilveren medaille uitgereikt van de reddingmaatschappij. In 1940 werd het station Vlissingen opgeheven en verplaatst naar Breskens. Dat gebeurde in 1945 eveneens met het station Burghsluis, dat naar Veere verhuisde. In 1961 keerde de reddingboot naar Burghsluis terug nadat Veere door de sluiting van het Veersche Gat zijn directe verbinding met het buitenwater had verloren. In de loop der jaren is op het gebied van het reddingswezen heel wat veranderd. Het aantal spectaculaire reddingen werd weliswaar kleiner, maar het aantal hulpverleningen dat jaarlijks voor de beroepsvaart wordt uitgevoerd is niet afgenomen. De laatste jaren moet bovendien in toenemende mate hulp worden geboden aan pleziervaartuigen en sportvissersboten. In gelijke tred is ook het materieel van de reddingmaatschappij aan steeds hogere eisen gaan beantwoorden. In 1951 werd een opsporing s- en reddingsdienst ingesteld door de Koninklijke Marine. Langs de drukke stranden zijn tegenwoordig gedurende de vakantietijd reddingsbrigades actief. Tevens worden daar boten beschikbaar gehouden om in moeilijkheden geraakte recreanten te hulp te komen. Momenteel beschikt de Koninklijke Zuid-Hollandse Maatschappij tot redding van schipbreukelingen langs de Zeeuwse kust over vier vaste stations, te weten: Burghsluis, waar de dubbelschroef motor reddingboot 'President Jan Lels' en de kleine van twee motoren voorziene 'Dolfijn' zijn gestationeerd. Westkapelle, dat over wippergerei beschikt. Breskens, waar de dubbelschroef motorreddingboot `Javazee' en de kleine motorvlet 'Prinses Marijke' zijn gestationeerd. Cadzand, dat beschikt over wippergerei en waar de kleine van twee motoren voorziene `Tuimelaar' is gestationeerd. In nauwe samenwerking met de verkenningsvliegtuigen en helikopters van de opsporings- en reddingsdienst van de Koninklijke Marine en in vruchtbaar overleg met de Kustwacht, het Loodswezen, de Reddingsbrigades, de Rijkspolitie te water en met de sleep- en bergingsbedrijven, tracht men iedereen die op het water in moeilijkheden is geraakt of in nood verkeert, zo snel en doeltreffend als mogelijk is, te helpen.


AUTEUR

J.P. v.d. Broecke

LITERATUUR

De Booy, Strandrovers. J. van Leeuwen, Redders van de Zuid.

AFBEELDING

De reddingboot 'Tuimelaar', gestationeerd in Cadzand. Een loodsschokker probeert de bemanning van een in nood verkerend schip te redden. Schilderij van C.C. Kannemans in het stadhuis van Zierikzee.