Pierre le Turcq/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Hoek?, ca. 1730? - ?). Kaperkapitein. Ghyslain du Plessis werd geboren bij het Mauritsfort (bij Hoek, gemeente Terneuzen). Hij was Hugenoot, neef en tijdgenoot van kapitein Jarry. Als visser en smokkelaar leerde hij de zee kennen. De Amerikaanse kaperkapitein John Paul Jones bracht hem de fijne kneepjes van het vak bij. Op 10 december 1780 brak de vierde Engelse oorlog uit. Reeds in het begin van deze oorlog (20 december 1780- 20 mei 1784) werd de koopvaardijvloot van de Republiek zoveel schade toegebracht, dat op 12 januari 1781 door de Staten-Generaal een plakkaat werd uitgevaardigd, waarbij de commissievaart werd geregeld. Dit bedrijf bloeide vooral in Zeeland en in het bijzonder te Vlissingen. Reders als Nortier, Van der Woordt en Pruist zorgden voor het benodigde kapitaal. Le Turcq, die, voor hij te Vlissingen kwam, onder de vermaarde kaper John Paul Jones had gediend, heeft vooral naam gemaakt met 'De Vlissinger', een kotter. Zijn eerste schip, 'De Jager', een sloep, verloor hij reeds na enige dagen toen hij vier kleine schepen onder de Engelse kust inrekende. In het najaar van 1781 veroverde hij een door de Engelsen op de Fransen buitgemaakte Oost-Indiëvaarder, l’Amitié Royale', bemand met 60 matrozen en 110 soldaten, terwijl 'De Vlissinger' slechts 55 koppen telde. Weliswaar verloor hij door een zware storm het schip, waarvan de waarde op twee ton gouds werd geschat, maar hij keerde met verscheidene andere prijzen te Vlissingen terug. In februari 1782 bracht hij, door zes vijandelijke fregatten belaagd, een onder Dover genomen brik en sloep Cherbourg binnen. Zijn populariteit werd nog groter toen hij op 2 maart in een gevecht verwikkeld raakte met vier zwaar bewapende loggers, er vermoedelijk één tot zinken bracht en de andere dwong terug te trekken, om vervolgens verscheidene schepen te nemen. Op 7 maart raakte hij echter slaags met een Engelse kotter, kreeg het zwaar te verduren, doch had het geluk de giek van de tegenstander te raken en 10 dagen later als een held te Vlissingen binnengehaald te worden; hij had zijn reders dan ook een voordeel van meer dan drie ton gouds bezorgd. Hij werd beloond met een met zilver bewerkte sabel en pistolen voorzien van het stadswapen. Perkois maakte hiervan een gravure. Na drie maanden voer Le Turcq met een nieuw schip, 'de Zeeuw', uit doch de vijand was nu waakzamer; na vier dagen op zee werd hij aangevallen en moest zich overgeven. Na hersteld te zijn van ernstige verwondingen wist hij uit Engelse krijgsgevangenschap te ontkomen. In september keerde hij te Vlissingen terug; hoewel hem een nieuw schip werd toegezegd, is hij niet meer uitgevaren. Zijn tochten worden verhaald in ‘Beknopte beschrijving der beruchte kruistogten van den onverschrokken en beroemden zeeheld Pierre le Turcq met het kaperschip 'De Vlissinger', gedurende den oorlog met de Engelschen in de jaren 1781 en 1782’ (Rotterdam 1784).