Petrus de Rijcke, (Rijke, Rijckius)/EvZ1982-1984
(Gent febr. 1596). Advocaat in zijn geboorte plaats Gent. Weldra trad hij als een energiek en berekend voorstander der Reformatie op de voorgrond. De Rijcke is voor 18 april 1567 Gent ontvlucht, daar op die dag op last van het Hof zijn goederen werden geïnventariseerd; op 15 juli d.a.v. werd hij bij verstek voor 50 jaar verbannen. In 1568 woonde hij het Convent te Wezel bij, dat hij mede ondertekende en trad in dienst van Willem van Oranje. Op 8 juli 1573 werd hij benoemd tot baljuw van Vlissingen; als zodanig had hij een belangrijk aandeel in het beleg van Middelburg. In 1576 hielp hij als gevolmachtigde van Willem van Oranje en van de Staten van Holland en Zeeland, de Pacificatie van Gent sluiten, welke hij mede ondertekende (8 november 1576). Op 26 juni 1578 werd hij wegens Vlissingen als Gecommitteerde Raad van Zeeland beëdigd en hielp vervolgens wegens Zeeland mede de Unie van Utrecht sluiten (23 januari 1579). Namens de Staten van Zeeland en als president van het Hof, gaf hij 13 november 1591 zijn goedkeuring aan de Zeeuwse kerkordening, zoals die op de provinciale synode van 1 februari 1591 te Middelburg was ontworpen. Sedert 23 juni 1580 bekleedde hij de waardigheid van Eerste Edele van Zeeland. Hij is overleden in februari 1596. Niet ten onrechte verkreeg hij van de `Gentsche Geusen Kronijkschrijver' het predicaat 'Advokaet van de Geusche quade zaeke en Opperhooft der Consistorianten'.