Perevuur (bacterievuur)

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Perevuur (bacterievuur)

Infectieziekte bij bepaalde bomen en struiken, die veroorzaakt wordt door de bacterie Erwinia amylovora (Burr.) Winslow.etal. De bacteriën kunnen in het bacterieslijm worden overgebracht door vogels, bijen, maar ook door snoeigereedschap. Fruitkisten worden wel genoemd als mogelijke overbrengers van de bacterie over grote afstanden. De aantasting van de plant vindt plaats via de bloemen en de zachte, snelgroeiende scheuttoppen. De bacterie vermeerdert zich snel (van daar de benaming bacterievuur) en verbreidt zich in de plant, waarvan de jonge scheuten verwelken en omkrullen en taksgewijs afsterven. In het ergste geval sterft de hele plant. De aantasting van diverse waardplanten verschilt van jaar tot jaar, wat afhankelijk is van de omstandigheden tijdens de bloei. Men onderscheidt dan ook wel ‘perejaren, meidoornjaren en cotoneasterjaren'. Ideaal voor de verspreiding is vochtig, warm weer (18°-32° C). In de zomer van 1982 trad een explosie van bacterievuur op. Een 200 jaar geleden trad reeds bacterievuur op in het oosten van de Ver. Staten; in 1956 werd de ziekte in Engeland (Kent) aangetroffen. In 1966 openbaarde het bacterievuur zich op Noord-Beveland. Na verspreiding in Denemarken, N. Duitsland, Polen, België en ons land verbreidt de ziekte zich thans zuidwaarts. Het bacterievuur beschouwt men nu als niet meer uitroeibaar (endemisch). De fruitteelt, met name de pereteelt, geconcentreerd op Zuid-Beveland, Schouwen-Duiveland en Zeeuws-Vlaanderen, kan aanzienlijke schade lijden door het bacterievuur. Ook vrucht boomkwekers, die volgens de EEG-richtlijnen voor de export een bacterievuurvrije zône van 500 m rond hun percelen dienen te hebben, kunnen zwaar getroffen worden, hoewel het ontbreken van bloei en nabloei er waarschijnlijk de oorzaak van is dat het infectiegevaar beperkter is dan bij de fruitteelt. Ook voor het kweken van siergoed en 'openbaar groen' (plantsoenen) vormt het bacterievuur een bedreiging. Bestrijding: Op grond van de Plantenziekte wet is ieder verplicht aangetaste waardplanten te verwijderen. Controle oefent de Plantenziektekundige Dienst (P.D.) uit. Deze zegt overheidsinstanties en organisaties als natuurmonumenten aan tot bestrijding (meestal bestaande uit het afzagen van de aangetaste planten) over te gaan in een zone van globaal 500 m rond de fruit- en boomkwekerij. Actieve preventie in de fruitteelt: Infectie via de bloemen is, zeker bij de peer, veel belangrijker dan via de scheuten. Controle tijdens bloei en kort na de bloei is vereist. De na bloei bij de peren tijdens de zomer biedt het bacterievuur gunstige kansen: daarom is het gewenst de nabloei te verwijderen. Rassen met veel nabloei en dus met groot risico zijn Clapp's Favourite, Triomphe de Vienne en General Leclerc. Regelmatige bespuitingen met koperoxychloride en/of antibiotica lijken zowel uit het oogpunt van de fruitteelt als van het milieu onaantrekkelijk. Actieve preventie door natuur- en landschapsbeheerders: Bacterievuur komt ook voor bij de in Zeeland veelvuldig aangeplante meidoorn. Zaagt men de aangetaste meidoorn niet af, dan handhaaft men echter een belangrijke infectiebron. Dit geldt met name voor de meidoornbeplanting op dijken tussen fruitteeltgebieden, bijv. op Zuid-Beveland. Gunstige ervaring met het elk jaar afzagen van een deel van de hegaanplant op 1 à 2 m hoogte deed men op in Limburg. In Kent knipt men de meidoornhagen, waar door bloei en infectie beperkt worden. Het machinaal snoeien waarbij men, langs de struiken voortgaande, nalaat de snoeimessen te ontsmetten, versnelt de aantasting van de nog gezonde struiken.


AUTEUR

F. Pos

LITERATUUR

H.J. van Oosten, Zeeuws Nieuws, juni 1982