Nicolaas de Jonge/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Goes 17 augustus 1845 - Utrecht 24 januari 1898). Was een van de veertien kinderen van Johannes de Jonge, ‘de hemelse bakker’, zoals zijn bijnaam luidde. Deze was een van de eerste en trouwste volgelingen van ds. H.J. Budding toen deze tot de Afscheiding overging. Gedurende 22 jaar was Budding bij hem in huis en samen hebben zij gevangenisstraffen ondergaan en boeten, die tot in de duizenden guldens liepen, moeten betalen. Budding was tegen aanvraag van erkenning van zijn gereformeerde gemeente. Daardoor kwam er een scheiding te Goes en werd er een vrije gemeente, waar de Jonge Sr. al spoedig lerende ouderling was, gesticht. Doordat Budding ook tegen vaccinatie was, moesten de kinderen uit het gezin de Jonge het doen met gebrekkig privaatonderwijs. Toen Budding in 1852, na zijn Amerikaanse avontuur, weer in Goes terugkeerde, nam zijn vrije gemeente hem weer op. Maar hij was iets veranderd uit Amerika teruggekeerd en het andere accent in zijn leven en prediking werd nog duidelijker na een Engelse reis in 1860. Dat zou resulteren in de vrije evangelische gemeente. In alles is het gezin De Jonge met hem meegegaan.

Budding heeft er voor gezorgd dat Nicolaas de Jonge na eerst een jaar op een kostschool te zijn geweest, op het gymnasium te Nijmegen kwam. Na drie jaar wenste Budding dat hij hem hielp bij huisbezoek en catechisatie en zelfs liet hij de 17-jarige knaap plotseling preken. In 1864 kwam er een scheiding tussen Budding en vader De Jonge. Het gevolg was dat zijn gezin kerkelijk dakloos werd. De hervormde predikant van Goes, J. Drost, heeft er voor gezorgd dat Nicolaas de Jonge in Zetten zijn gymnasiale studie kon afmaken. Hier ging hij ook officieel tot de N.H. Kerk over, welk voorbeeld door heel het gezin werd gevolgd.

De Jonge begon zijn theologiestudie te Leiden en zette die voort in Utrecht. Op 18 december 1870 deed hij zijn intree te Lexmond. Al spoedig begon hij hier een grote activiteit te ontplooien. Hij begon hier ook het Christelijk Volksblad uit te geven, eerst bedoeld als een gemeenteblaadje, maar spoedig kreeg het een bredere lezerskring. Een beroep naar Brussel meende hij niet te mogen afslaan. Daar deed hij 10 mei 1874 zijn intree in een gemeente die half uit Nederlanders, half uit Vlamingen bestond. Al op 17-jarige leeftijd had De Jonge laten zien dat hij een geboren evangelist was en te Brussel heeft hij spoedig de mogelijkheid van evangelisatie gezien. Zijn gemeente wilde hij maken tot een centrum van protestants christelijke actie. Zijn Christelijke Volksblad zou daarvoor dienstig kunnen zijn. Maar de Nederlandse taal was niet geschikt voor evangelisatie onder Vlamingen. In 1875 schreef hij: ‘Nu heb ik de eer een Zeeuw te zijn en het dialect van deze provincie komt overeen met dat van Vlaanderen, maar toch zal hier geëvangeliseerd moeten worden door Vlamingen.’ Hij gaf zich ook alle moeite de evangeliën in het Vlaams over te zetten.

In 1876 stichtte hij een school voor evangelisten, waar hijzelf leiding gaf. Het evangelisatiewerk nam hem tenslotte zozeer in beslag, dat hij eind 1886 afscheid van zijn gemeente nam om zich geheel te kunnen geven aan Silo, de naam waaronder het evangelisatiewerk bekend werd. In hetzelfde jaar was reeds ontstaan de evangelisatie-drukkerij. Iets later stichtte De Jonge te Brussel het protestants ziekenhuis Bethesda. Dit werk legde hij neer in 1893 en hij vestigde zich te Utrecht, vanwaar hij door collectereizen voortdurend bekendheid gaf aan het Brusselse werk, dat werd voortgezet door ds. C.L. Laan, voordien predikant te Goes.

De werkzaamheden van De Jonge hebben gelegen buiten Zeeland, maar met de protestanten in België heeft men zich hier steeds verbonden geweten. Het Christelijk Volksblad en later ook de Blijde Boodschap hebben hier veel lezers gehad en financieel is het werk van De Jonge vanuit Zeeland steeds gesteund.