Nicolaas Cornelis Lambrechtsen/EvZ1982-1984
(Vlissingen 29 febr. 1752 - Ritthem 21 mei 1823). Jurist. Studeerde te Utrecht, waar hij in 1773 in de beide rechten promoveerde op: Dissertatio hist. jurid. sistens defensionem civitates Vlissinganae a° 1572 in libertatem sevindicantis. Vestigde zich te Vlissingen, waar hij tot pensionaris-honorair en vervolgens tot pensionaris werd benoemd. Bij de onlusten van 1787 werd zijn huis door Oranje-gezinden geplunderd, waarop hij naar Middelburg verhuisde. Daar werkte hij 1787-1795 mee aan de Bijvoegselen, aanmerkingen en nalezingen op de nieuwe druk van Wagenaars `Vaderlandsche Historie'. Na de omwenteling van 1795 werd hij wegens Vlissingen als een der Provisioneele Representanten des Volks van Zeeland afgevaardigd naar de Algemeene Vergadering in Den Haag, die moest beslissen over het bijeenroepen van een Nationale Vergadering. Door zijn kennis van Oost- en West-Indië werd hij met de leiding belast van de Commissie over de Oosten Westindische zaken. Door Lodewijk Napoleon werd hij tot Staatsraad in buitengewone dienst benoemd. Met het herstel van 1813 legde hij zijn ambt neer; ofschoon diverse keren aangezocht voor staatsbetrek-kingen wenste hij ambtloos te blijven. Hij woonde op de buitenplaats 'De Dolphijn' tussen Middelburg en Nieuw- en St.-Joosland. Zijn echtgenote was Petronella C. Schorer. Bij erfenis werd hij heer van Ritthem (1814). In de werken van de Maatschappij der Ned. Letterkunde schreef hij in 1819 een bewerkte geschiedenis van de Middelburgse rederijkerskamer 'Het bloemke Jesse'. Verder werden een aantal verhandelingen in de Werken van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen opgenomen. Hij heeft de grote verdienste gehad genoemd genootschap tijdens revolutie en bezetting voor de ondergang te behoeden.