Monumenten

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Monumenten

Bouwwerken uit vroegere perioden die door hun cultuur-historische waarde van algemeen belang zijn. Het monumentenbezit is iets waarop Zeeland trots is; aan kerkelijke gotiek en fraaie vestingwerken heeft het meer te bieden dan andere provincies. Van de oudste bouwwerken die in Zeeland hebben bestaan, de Karolingische ringburchten ter verdediging tegen de Noormannen omstreeks het jaar 900 te Burgh op Schouwen, te Middelburg, te Oostburg en Oost-Souburg en naar men vermoedt ook te Domburg, is nauwelijks iets over, maar wel hebben ze de typische vorm bepaald waarin genoemde plaatsen zich heb ben ontwikkeld. Ze kenmerkt de sfeer waar binnen de wèl overgebleven monumenten uit later tijd als een bouwkundige eenheid moeten worden gezien. Nabij deze burchten verrezen de eerste christelijke kerken, doch deze zijn vergaan of later afgebroken. Het oudste nog bestaande bouwwerk in Zeeland is thans het schip van de Sint-Bavokerk te Aardenburg. Voor dit gebouw is op sommige plaatsen nog tufsteen gebruikt, wat ken merkend is voor bouwwerken in romaanse stijl. Ook elders in Zeeland zijn daarvan nog restanten aanwezig. De Sint-Bavokerk zo als wij die thans kennen, is een voorbeeld van Scheldegotiek, welke stijl ook terug te vinden is in de abdij te Middelburg en de kerk te Kloetinge. De baksteengotiek heeft nog meer sporen nagelaten; hierbij is zelfs sprake van een eigen Zeeuwse vorm. Ook de Vlaamse gotiek (Brouwershaven, Cadzand, Dreischor, Waarde) en de Bra bantse gotiek (Goes, Hulst, Tholen, Veere) zijn nog in Zeeland vertegenwoordigd. De welvaart gedurende de late middeleeuwen in de handelssteden op de Zeeuwse eilanden en in het Vlaamse gebied, maakte het mogelijk een drang tot bouwen uit te leven waardoor schitterende kerken, juweeltjes van raadhuizen en prachtige woonhuizen binnen sierlijke vestingwerken met monumentale poorten tot stand kwamen. De bouw lust kon nauwelijks worden bedwongen: te Veere en te Zierikzee werd met de bouw van kerktorens aangevangen die meer dan 100 m hoog hadden moeten worden, maar nooit zouden worden voltooid. Ook buiten de steden zat men niet stil: vele gehuchten bezaten een eigen kapel, elke parochie haar eigen kerk met stoere toren; hier en daar verrezen kloosters voor ijverige monniken of stiften voor adellijke dochters. De monniken cisterciënzers) bouwden uithoven (dochternederzettingen), grangiae en andere gebouwen, terwijl de edellieden hun kastelen en ridderhofsteden versterkten. Intussen ging ook veel verloren: de vloeden verzwolgen hele steden en dorpen, evenals de niet te beteugelen stromen. De Bruggelingen verwoestten Sluis, de Gentenaren brachten in 1383 en 1452 Aardenburg ten onder; ook op de eilanden hielden de Vlamingen huis. Maar ook de Zeeuwse edelen onderling konden tekeer gaan, bijv. tijdens de langdurige Hoekse en Kabeljauwse twisten; uit wraaklust slechtten zij elkaars kastelen. De 16e eeuw, gedurende welke aanvankelijk nog veel tot stand kwam, bracht een terug gang door het geweld van de natuur en de mens: de vloeden van 1530, 1532, 1552 en 1570 deden grote delen van het gebied ten onder gaan, waaronder de welvarende stad Reimerswaal; de beeldenstorm van 1566 versomberde voorgoed de kerken van buiten en van binnen; bij de verovering van Middelburg op de Spanjaarden in 1573 en 1574 werd de rest van Walcheren grondig aangetast; het Vlaamse gebied stond jaren lang onder water. Kort na 1600 kwam evenwel enig herstel van de bouwactiviteiten: IJzendijke en andere plaatsen werden op last van prins Maurits van vestingwerken voorzien, ontworpen door Simon Stevin, waarbinnen een garnizoen werd gelegerd en waarnaast een nieuwe woonkern ontstond met behoefte aan een eigen hervormd kerkgebouw. IJzendijke kreeg zo in 1612 een kerk, Retranchement in 1630, enige andere plaatsen wat later, terwijl in Middelburg de ronde Oostkerk (1647 1667) een typisch voorbeeld van hervormde kerkbouw is. De tweede periode van welvaart kwam niet zozeer in het bouwen van kerken tot uiting maar in dat van raad-, woon- en pakhuizen en de aanleg van stadswallen (Goes, Middelburg, Hulst en Tholen). Buiten de steden ontstonden rechtshuizen en tal van landgoederen. Voor gotiek kwam renaissance en barok in de plaats. Ook toen verstond men nog de kunst het bouwwerk zó te plaatsen dat het met de omgeving een schoon geheel vormde; enkele stadjes en dorpen ontlenen hun aantrekkelijkheid zelfs nu nog vooral aan de situering van de kerk aan de markt- of dorpsring, met hun beplanting van linde- of soms kastanjebomen en aan de ligging van de wereldlijke gebouwen en woonhuizen. De 18e eeuw bracht opnieuw een verandering van stadsbeeld. Er werden in de steden belangrijke patriciërshuizen in Lodewijk stijlen gebouwd en bestaande woonhuizen werden van nieuwe gevels voorzien, meestal bekroond door een lijstgevel. Het aspect van de Middelburgse kaaien wordt nog geheel bepaald door deze lijstgevels. Naar de veranderende smaak van die tijd kwamen bordessen tot stand en werden schuiframen aan gebracht. De vele restanten van ongebruikte middeleeuwse kerken op het platteland waren in tussen tot ruines geworden. Daarna kwam het verval in de Franse tijd. Vlissingen, maar ook Veere, hadden te lijden van de Engelse inval in 1809. Na 130 jaar zonder militaire geweldplegingen en geringe schade door vloeden en stromen, bracht de tweede wereldoorlog ellendige verwoestingen teweeg: het centrum van Middelburg werd op 17 mei 1940 door Duitse strijd krachten grotendeels vernietigd. Gelukkig bleef nog wat behouden, zodat de monumentenlijst voor de gemeente Middelburg nu nog ruim 1000 gebouwen vermeldt. Ook bij de bevrijding door geallieerde strijd krachten ging veel ten onder door bombardementen en inundaties, zoals die van Walcheren. Daarop volgde nog de stormvloed van 3 februari 1953 als een onweerstaanbare natuurramp voor grote delen van Zeeland. Tenminste zo erg als oorlogen, inundaties en natuurrampen zijn in de 19e en in het begin van de 20e eeuw evenwel verwaarlozing en onoordeelkundige verbouwingen geweest. Hierbij speelde niet alleen geldgebrek een rol, maar ook verslonzing, onverschilligheid, gebrek aan smaak en cultureel besef, gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en ondeskundigheid (aldus wordt landgoedbezitters, burgerlijke en kerkelijke autoriteiten verweten). De restauraties die toen nog wel zijn uitgevoerd, worden thans maar weinig gewaardeerd omdat veel stijlkenmerken nodeloos verloren gingen. Wat aan nieuwe gebouwen tot stand kwam, heet vaak 'onbelangrijk' (toch zijn er enkele, die van een interessante conceptie blijk geven; kerken en andere gebouwen in 'waterstaatsstijl' gelden thans als monument). Sinds 1770 verloor Zeeland meer dan 30 middeleeuwse kerkgebouw en; 25 kerkgebouwen uit de 17e en 18e eeuw; 95 raadhuizen, doelen, waaggebouwen e.d. werden af gebroken; in 15 steden en plaatsen werden de wallen en poorten gesloopt (vooral nadat door afschaffing van de stedelijke accijnzen in 1865 ze hun fiscale functie verloren); 25 middeleeuwse bouwvallen werden opgeruimd en 15 kastelen geslecht. Van de 130 buitenplaatsen (waarvan 120 op het terecht als arcadisch beschreven Walcheren) zijn er nog enkele over (waarvan 6 op Walcheren). Een kentering is gekomen door het optreden van Victor de Stuers en diens medestanders onder wie J.A. Frederiks: na een moeizame strijd van tientallen jaren zijn eigenaren zich doorgaans meer van hun verantwoordelijkheid bewust, treden speciale verenigingen op die deskundigheid bundelen en financieringsmogelijkheden zoeken, is de publieke opinie dank zij de pers alert en zijn burgerlijke overheden en kerkbesturen minder onverschillig. Voor de lokale overheid speelt nu ook het belang van het vreemdelingen verkeer een rol. Het rijk heeft bekwame deskundigen en veel geld ter beschikking gesteld. Zeeland staat thans vooraan wat betreft kerkrestauraties, terwijl de rehabilitatie en renovatie van oude stadsdelen, zoals de Spanjaardstraat en omgeving te Middelburg, elders wordt bewonderd en tot voorbeeld gesteld. Aan de belangrijkste restauraties, voornamelijk die na de tweede wereld oorlog, zijn de namen verbonden van de architecten B.V. van den Bergh, M.J. J. van Beveren, E.A. Canneman, Joh. Groenewegen, H. van Heeswijk, H. van der Kloot Meyburg en diens zoon L.H. H. van der Kloot Meyburg, ir. H. de Lussanet de la Sa blonière, E.P. Messer en G.M. Sturm. De toekomst voor de Zeeuwse monumenten ziet er dus niet hopeloos uit, maar voortdurende waakzaamheid blijft geboden. De aanleg van verkeerswegen blijft een gevaar (reeds in 1873 ging te Middelburg bij de aanleg van het kanaal door Walcheren een reeks kostbaarheden verloren). Inrichting en voor de nijverheid blijven veel bederven (de werf De Schelde' te Vlissingen, een silotoren te Zierikzee) en stijlloze handelsvestigingen worden telkens maar toegelaten (Tholen vóór het stadhuis; een warenhuis te Middelburg nabij de Kloveniersdoelen).


AUTEUR

C.A. van Swigchem, H.J. Noordewier, H. Janse

LITERATUUR

Kunstreisboek IV. Collot d'Escury, Molens. Devliegher, Scheldegonek. Hekker, Boerdernvormen. 't Hooft, Dorpen in Zeeland. Van Hoogstraten, Molens van Zeeland. H. Janse, Kerken en torens. H. Janse, Bakstenen kerken. Janse en Van Straalen, Stadswallen. Van Swigchem, Afbraak of restauratie? Van Swigchem, 200 jaar monumenten. Unger en Westendorp, Steden van Zeeland. Voorlopige lijst der Ned. monumenten IV.


AFBEELDING

Het gotische huis aan de Turfkade in Goes. Links gefotografeerd in 1880, rechts na de restauratie van 1937. De kloveniersdoelen in Middelburg, een renaissancegebouw uit 1607, zwaar verwaarloosd, maar herrezen na de restauratie van 1963.