Meigebruiken

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Meigebruiken

Het planten van de meiboom en het branden van meivuren, waar men op de meiavond (de vooravond van de eerste mei) om danste, hebben zich ook in Zeeland tot diep in de 17de eeuw kunnen handhaven, maar moesten ook hier tenslotte wijken voor de druk van de kerkelijke en wereldlijke overheden. De meivuren zijn het langst bewaard gebleven in het Land van Hulst, waar men ook nog tot circa 1920 het meizingen door de jeugd kende, die begeleid door de rommelpot (later de harmonica) langs de boerderijen trok en eieren (later geld) ophaalde. Op meiavond haalden opgeschoten jongens op het platteland baldadigheden uit. Zij sleepten alles wat bij de boerderijen nog buiten stond naar het dorpsplein, waar de dorpelingen de volgende ochtend hun spullen weer op konden halen. Op Zuid-Beveland werd de 'joengersaevend' ook wel op 1 mei gehouden. Dit gebruik is vóór 1900 uitgestorven. Op de eerste meimorgen werden ook de huizen met groen versierd. Op veel plaatsen brachten jongens kransen en kronen aan de meisjes op wie zij een oogje hebben en stropoppen aan de minst geliefden. Dit gebruik verdween in de loop van de 19de eeuw.

Auteur

P.J. Meertens, herz. J. Dekker (2012)

Literatuur

-Ab Utrecht Dresselhuis, J., Oude godenleer en hedendaagsche volksgebruiken, in: Zeeuwsche volks-almanak 1837, 33-59.

-Ghijsen, H.C.M., (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten. Supplement (Krabbendijke, 2002) 577.

-Lockefeer, L., Gebruiken en gewoonten in Zeeuws-Vlaanderen, in: Zeeuws Tijdschrift 1 (1950) 1-2.

-Nagtglas, F., Uit het Zeeuwsche volksleven (Middelburg, 1968) 64.

-Vader, J., Oud Walcheren; van mensen en dingen uit grootvaders tijd (Middelburg, 1965) 93-95.

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984