Marinus Cornelis Paspoort van Grijpskerke/EvZ1982-1984

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken

(Middelburg 1 jan. 1797 - 's-Gravenhage 7 febr. 1874). Jurist en bestuurder. Was ambachtsheer van Grijpskerke en Poppendamme en werd in mei 1832 met het predicaat jonkheer in de Nederlandse adel stand verheven. Op 8 nov. 1815 werd hij als student in de rechten aan de universiteit te Leiden ingeschreven. Op 21 okt. 1818 promoveerde hij op een dissertatie: De fide jussoribus secundum principia juris Romani (Over diegenen, die borgstelling verschaffen volgens de grondbeginselen van het Romeinse recht). Hij vestigde zich te Middelburg, waar hij lid van de raad en wethouder werd. Hij bemoeilijkte zijn carrière ernstig door het schrijven van spotverzen op deftige Middelburgers, hoewel hij de door hem gehekelde vormen zelf nauw gezet in acht nam! Op 1 juni 1821 werd hij benoemd tot plaatsvervangend lid van de Provinciale Staten van Zeeland en op 6 maart 1822 tot lid. Van 15 nov. 1834 9 febr. 1852 was hij burgemeester van Oost- en West-Souburg, waar hij het landgoed Schoonenburg bezat. Sedert 3 nov. 1838 was hij tevens burgemeester van Middelburg en woonde op de Dam aldaar. Op zijn initiatief werden de bolwerken van Middelburg aangelegd. Van 27 mei 1853 - 12 juni 1859 had hij zitting in de Eerste Kamer. Op 26 febr. 1859 vroeg hij ontslag als burgemeester na een klein schandaal (door L.W. de Bree in een roman verwerkt). In 1861 verhuisde hij naar Brussel. Hij publiceerde 2 dichtbundels: Mijne uitspanning in ledige uren (M'burg 1822) en Humorsbruiloft (M'burg 1868); verder verscheen van zijn hand: Beschrijving der gemeente Oost- en West-Souburg (M'burg 1860). Geschiedkundige bijdragen leverde hij o.a. in het Middelburgsche Maandboekje, het Zeeuwsch Jaarboekje en de Middelburgsche Naamwijzer; verder voor het Genootschap een Bijdrage betrekkelijk het ontstaan en de trapsgewijze uitbreiding der stad Middelburg in vroegere eeuwen (Archief Z.G.d.W., I, 1856-1863).