Marie Agatha Boddaert/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Marie Agatha Boddaert werd geboren als een van de tien kinderen van de jurist Jacques Phoenix Boddaert (1811-1885) en zijn eerste vrouw Anna Petronella barones van Heeckeren van Brandsenburg (1818-1860); daarmee werd zij ook jonkvrouw. Op 23 november 1870 trouwde ze in Middelburg met Rudolph Enno Hillegondus Muntz Gelderman (1846-1877). Na de dood van haar echtgenoot verhuisde zij naar Den Haag. Ook woonde ze enkele jaren in Montreux (1892-1896) en Zürich (1906-1911). Marie Agatha begon pas te publiceren nadat zij weduwe was geworden, aanvankelijk in tijdschriften als Nederland, De Gids, De Nederlandse spectator, Androcles, Weekblad voor Muziek, de Vlaamse school en Zingende Vogels. Boddaert maakte naam met de bundels Aquarellen (1887) en Serena (1898); enkele gedichten daaruit zijn een halve eeuw lang in allerlei bloemlezingen opgenomen. Na haar dood verscheen nog de bundel Naar lichte hoogten (1916). Ook schreef ze de roman Sturmfels (1889) en een aantal jeugdboeken, waarvan Roswitha (1909), Prins Almanzor's Makker (1911) en De schipper van de Jacomina (1913) de bekendste zijn; het laatste boek speelt op Walcheren in de Franse tijd. Onder het pseudoniem Rudolf Curtius publiceerde zij de roman Buiten de wet (1890). Richard Hol componeerde twee opera's op door haar geschreven teksten: Uit de branding (1889) en Floris V (1892). Net als haar vriendin Caroline Kerkhoven behoorde Boddaert tot de aanhangers van het humanitarisme. Onder het humanitarisme werd naast medelijden met alle levende wezens de vredesbeweging, vegetarisme, drankbestrijding, een rein levenswijze, dierenbescherming en anti-vivisectie gerekend. Zij ondervond weinig waardering van critici als Willem Kloos en Albert Verwey en pas na haar dood werden haar gedichten meer gewaardeerd