Maria Goverdina Antonia de Man/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Middelburg 19 mei 1855-Leiden 15 september 1944). Munt- en penningkundige; conservatrice van het Numismatisch Kabinet van het Zeeuwsch Genootchap (1889-1933). Oudste dochter van de bekende Middelburgse arts en oudheidkundige J.C. de *Man, van wie ze een grote belangstelling voor de oude geschiedenis van Zeeland erfde. Op jeugdige leeftijd doof geworden, wist zij haar situatie te verlichten door intensieve studie van munten en penningen, waartoe haar vader haar eens had aangemoedigd door een collectie voor haar mee te brengen. Omdat Walcheren in de loop der tijd een belangrijk handelscentrum is geweest (met name in de Romeinse tijd voor de handel op Engeland), is het een rijke vindplaats voor munten. In het museum van het Zeeuwsch Genootschap was vanouds een uitgebreide collectie Merovingische, Karolingische, Romeinse en Angelsaksische munten aanwezig. Nadat deze verzameling in 1881 al aan haar zorg en was toevertrouwd, werd Marie de Man acht jaar later benoemd tot conservatrice van het Numismatisch Kabinet, een functie die ze tot 1933 vervullen zou. Naast deze werkzaamheden heeft ze een zeer groot aantal studies over numismatische onderwerpen geschreven, waarbij de Zeeuwse loodjes, noodmunten en gildepenningen haar bijzondere belangstelling hadden. Uit deze publicaties blijkt naast een grote speurzin en liefde voor wetenschappelijk onderzoek, ook haar grote belezenheid. Hierdoor ontwikkelde ze zich tot een autoriteit op het gebied van munten en penningen en kreeg ze het lidmaatschap van verscheidene wetenschappelijke genootschappen aangeboden. Zo werd ze benoemd tot erelid van het Kon. Ned. Genootschap voor Munt- en Penningkunde (1917), het Zeeuwsch Genootschap (1933), de Belgische Société Royale de Numismatique en was ze corresponderend lid van de Numismatischer Verein in Dresden. Ook historische onderwerpen hadden haar belangstelling, vooral met betrekking tot Zeeland. Nadat ze op verzoek van haar vader met veel geduld de brokstukken van de Nehalenniabeelden (ernstig beschadigd bij de brand in de kerk van Domburg in 1848) had trachten te reconstrueren, kreeg ze later ook het beheer over de `Steenen Kamer', indertijd een van de trekpleisters van het Zeeuwsch Museum. Marie de Man was ondanks haar handicap een blijmoedige vrouw, met een groot gevoel voor humor. Tot op hoge leeftijd heeft ze samen met haar zuster Antoinette in het ouderlijk huis aan de Lange Sint Pieterstraat gewoond, tot ze het bij de brand van Middelburg in mei 1940 noodgedwongen moest verlaten. Na een korte periode in Domburg gewoond te hebben, heeft ze haar laatste levensjaren in Leiden doorgebracht. Voor haar belangrijkste werken met betrekking tot Zeeland zie bibliografie.