Luzerne

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Luzerne

Luzerne (Medicágo sativa)

Voor Centraal- en West-Azië zeer oud cultuurgewas. De Latijnse naam zou ontleend zijn aan de aanwending als voeder voor de paarden van de koninklijke stoeterijen van Medië. Cato (± 234-149 voor Christus) kende de plant niet maar Varro (116-27 voor Christus) wel. Vanuit Italië verspreidden de Romeinen de luzerne noordwaarts, toch duurde het tot de 16e eeuw voor we de plant in België vermeld vinden. Rode klaver werd waarschijnlijk beter gewaardeerd voor ons koude, vochtige klimaat, onder slechte ontwateringsomstandigheden. Luzerne is van origine een warmteminnaar en wordt als alfalfa in de Verenigde Staten meer verbouwd dan waar ook ter wereld. Luzerne groeit alleen goed op een kalkrijke en goed doorwaterde bodem en wordt meestal als ondervrucht gezaaid, vooral onder vlas. Twee jaren achtereen geeft het gewas dan drie sneden. Daarna wordt de opbrengst snel minder, omdat de kans op vervuiling ('vergrassing') toeneemt. Na 1945 is er in Zeeland ook een grote belangstelling geweest voor de productie van luzernemeel via luzernedrogers, die gebouwd werden te Zierikzee, Scherpenisse, Kortgene, Goes en Sluiskil. Van deze drogers werkt die te Kortgene nu nog als luzernedrogerij rundvee) terwijl die te Sluiskil van 1981 af als pulpdrogerij fungeert voor de suikerfabriek te Sas van Gent. De andere drogerijen zijn inmiddels opgeheven.

Sikkel luzerne (Medicágo falcata)

Door natuurlijke kruising van de echte luzerne (Medicágo sativa) met een in Europa inheemse soort, de sikkel luzerne, zijn zeer veel bastaardsoorten ontstaan (Medicágo média). De meeste in Europa voorkomende winterharde rassen horen daar, volgens Meyers, toe (zie ook rupsklaver).

Historie verbouwen Luzerne

In 1849 lagen er 43 hectare luzerne in Zeeland. In de periode 1880-1891 was dit opgelopen tot 864 hectare. Walcheren 'exporteerde' veel hooi. In 1914 lag van de totale Nederlandse verbouw (4337 hectare) 2749 hectare in Zeeland, waar groen luzernehooi als snijvoer en gedroogd luzernehooi in hoog aanzien stonden als paardenvoer. Na de eerste wereldoorlog bleef de oppervlakte schommelen tussen 1813 hectare (1931) en 1159 hectare (1938), toch in 1946 liep de Zeeuwse uitbreiding op tot 5077 hectare in 1946 en zelfs tot 6166 hectare in 1948, omdat in de rampgebieden, op de met zout water overstroomde gronden, luzerne als grondverbeteraar gebruikt werd. Gedurende een bijna drie jaar durende luzerneteelt (er zijn gevallen bekend dat men luzerne 7 jaar liet liggen) hoefde de grond weinig of niet bewerkt te worden, zodat structuurverval werd voorkomen, terwijl de zeer diepgaande vertakte penwortel de bodem 'natuurde'.

Auteur

-M.A. Geuze, A.M.M. van Haperen

Literatuur

  • Prummel [[1]]
  • Meyers, Onze Cultuurgewassen [[2]]