Loonbedrijf

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Loonbedrijf

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Loonwerk in de landbouw werd in de tijd dat er nog algemeen paarden werden gebruikt, op verschillende wijzen bedreven. Er waren loondorsers, die gehele seizoenen rondgingen met hun apparatuur, dorsten tijdens en na de oogst op centrale dorsplaatsen, waar de klanten kleine graanboeren hun voeren graan brachten, en daarna de boerderijen rondgingen om de stapelhoven met klampen of mijten en de schuren leeg te dorsen. Daarnaast had men loonmaaiers die gespecialiseerd waren in het maaien van hooiweiden met een tuig paarden voor een grasmaaier. Als derde in deze groep van loonwerkers fungeerde de vrachtrijder, baender of 'beurmoaier', die zelf vaak een te klein stuk grond had voor zijn span paarden en die dan alle werkzaamheden zoals ploegen, zaaibed gereed maken, zaaien, aardappels 'oprijden','mennen' enz. verrichtte voor andere kleine bedrijven, die zelf geen trekkracht exploiteerden.Toen de zelfbinder ingang begon te vinden, was dat ook voor de grotere bedrijven soms nog een te grote of te onbekende machine, waarbij zich dan een specialist-loonwerker liet inschakelen, zeker nadat deze ook begonnen was trekkerwerk te verrichten. Hieruit zijn de thans aanwezige grote loonwerkbedrijven voortgekomen, verenigd in de afd. Zeeland van de Bond van agrarische loonbedrijven (Boval). Momenteel zijn er in Zeeland 200 bedrijven met loonwerk als hoofdberoep, daarnaast zijn er ook nog wel een aantal die 'er nog wat bij doen'. Het hoofdaccent ligt veelal op zware grondbewerking, speciale zaai( precisie) en pootmethoden, spuitwerkzaamheden, maaidorsen (waarbij dezelfde machine maait en dorst) en zwaddorsen (waarbij het gemaaide ter plaatse gedorst wordt), rooien en transport.


AUTEUR

M.A. Geuze