Lijsters/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Middelgrote zangvogels, waarvan verschillende soorten in Zeeland voorkomen. Alle lijsterachtigen, vooral op de trek, worden op Schouwen-Duiveland `Noorse liester' en in Zeeuws-Vlaanderen `Hester' genoemd.

Merel (Túrdus mérula; W., Z.Bev.: maerel, maerelaer; Z. Vl.: merelaan, mjerelaan, merelair, mjerelaur, merelon). Mannetje is gitzwart met een helder oranjegele snavel. Vrouwtje en onvolwassen vogels zijn donkerbruin met vage vlekken op de onderdelen. Welluidende fluitende zang, die reeds vanaf januari kan worden gehoord. In Zeeland zeer talrijke broedvogel (meer dan 15.000 paar) van allerlei bossen, parken, boomgaarden en stadsen dorpstuinen. Algemene doortrekker en wintergast. De meeste broedvogels zijn standvogel.

Beflijster (T. torquátus). Volwassen vogel is van merel te onderscheiden door de witte bef onder de keel. Onvolwassen exemplaren zijn veel gevlekter dan onvolwassen merels. Broedvogel van Scandinavië, die in Zeeland in klein aantal doortrekt, vooral in april en begin mei en in oktober.

Zanglijster (T. philomélos). Ongeveer even groot als merel, bruin met donkere vlekken op een lichte borst. Luide, heldere zang met veel herhalingen. In Zeeland talrijke broedvogel in allerlei bossen en bosjes, boomgaarden en parken. Echter in mindere mate dan merel in stadstuinen. Algemene doortrekker en wintergast. Zoekt vaak voedsel, lopend op de grond. Van huisjesslakken wordt de schelp op een hard voorwerp verbrijzeld, zodat vaak 'offerplaatsen' met talrijke schelpresten te vinden zijn.

Koperwiek (T. ilíacus). Iets kleiner dan zanglijster, met gevlekte borst, lichte oogstreep en bruinrode ondervleugel en flanken. Broedvogel van Noord-Europa, die in Zeeland in groot aantal doortrekt en overwintert van eind september tot eind april.

Grote lijster (T. viscivorus; Z. Vl.: boerelijster). Een grote grijsbruine lijster met grotere borstvlekken dan zanglijster. Luide bellende zang zonder herhalingen. Roep een luid geratel. De laatste decennia toegenomen als broedvogel in Zeeland en tegenwoordig 150-250 broedparen, vooral in de binnenduinrand van Schouwen en Walcheren, oostelijk Zuid-Beveland en Zeeuws-Vlaanderen. Broedvogel van bossen, parken, boomgaarden en boomrijen. Doortrekker en wintergast; ook standvogel.

Kramsvogel (T. piláris; W.: trekliester; Z.VI.: djaklijster, djakker). Grote lijsterachtige met blauwgrijze kop en stuit, kastanjebruine rug en staart, lichte buik en gevlekte borst. Roep een snel `tsjak, tsjak...'. Broedvogel van noord- en midden Europa, die zijn broedgebied de laatste jaren naar het westen heeft uitgebreid en thans ook in oost-Nederland broedt. Misschien zal de soort in de toekomst ook in Zeeland gaan broeden. Doortrekker en wintergast in groot aantal van eind september tot begin mei. In de duinen vaak in grote groepen op duindoornstruiken (bessen), elders op gras- en bouwland en in boomgaarden.