Landaanwinning

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Landaanwinning

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Het bevorderen van de aanwas van buitendijkse gronden zo dat zg. slikken aan groeien tot schorren totdat deze geschikt zijn voor inpoldering. Behalve dat men hier en daar op kleine schaal landaanwinning toepaste bijv. door afdamming van schorkreken, werd tot 1924 landaanwinning in Zeeland in hoofdzaak overgelaten aan de natuur. Na een onderzoek aan de zuidkust van Engeland, dat werd verricht door ir. A.G. Verhoeven (destijds ingenieur van de dienst der Domeinen) en door dr. J. P. Lotsy, werden in 1924 planten van het zg. Engels slijkgras (Spartfila townsendii) uit Engeland ingevoerd en in het Zuid-Sloe ingeplant. Daarmee werden schitterende resultaten verkregen; de natuurlijke schorbegroeiing kreeg toen echter minder kans. Het spartina-gras bleek een uitstekende slibvanger te zijn en thans vindt men het op vrijwel alle nog in Zeeland overgebleven schorren terug waarbij zij vermeld dat in 1924/25 behalve in het Sloe ook op andere plaatsen in Zeeland uitplant heeft plaatsgehad. De aanslibbing werd daarna nog meer bevorderd door aanleg van dammetjes in kleine geulen waarmee de periode van meer systematische landaanwinning was aangebroken. Daarvoor werden op regelmatige afstanden rijzendammen geplaatst, die bepaalde velden omsloten waarop het achterblijvende slib kon bezinken. Dergelijke velden werden in Zeeland voor het eerst aangelegd in 1936 in het Sloegebied ten zuiden van de Sloedam. De resultaten waren zo bevredigend dat men met dit systeem is voortgegaan totdat in 1961 de grote industriële ingreep in het Sloe begon. Overigens schijnt landaanwinning niet meer zo aantrekkelijk te zijn als eertijds. Dat blijkt o.m. ook uit de naamsverandering en doelstelling van de in 1946 opgerichte Nederlandse Vereniging voor Landaanwinning, die in 1971 haar naam heeft veranderd in Vereniging voor Water, Land en Ruimte en sinds 1979 is omgedoopt in Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting.


AUTEUR

M.H. Wilderom