Krulbollen
krulbollen |
---|
Vlaamse volkssport, in Nederland alleen in Zeeuws-Vlaanderen beoefend.
Speelwijze
De spelers (bolders) moeten hun bol zo dicht mogelijk bij het doel zien te krijgen. Het doel heet de stek (stekke of staoke) en is een houten paaltje, dat op ongeveer 7 meter afstand van de werpers staat en ongeveer 10 cm. boven de grond uitsteekt. Voor de Tweede Wereldoorlog kwamen de doelen niet hoger dan 5 cm boven de grond, zodat een bol er op kon blijven liggen. Later werd de stek hoger gelaten, waardoor de bol er alleen tegenaan gespeeld kan worden. De bol heeft de vorm van een dikke schijf met afgeronde kanten. De bollen werden vroeger met de hand gemaakt van hard hout. Tegenwoordig zijn ze van een groter formaat en worden ze machinaal vervaardigd. Het loopvlak van de bol is asymmetrisch. Daardoor ligt het hoogste punt van het loopvlak niet in het midden. Door die vorm volgt de bol bij het rollen een ellipsvormige baan (krul). De speler rolt de krulbol onderhands uit de hand.
Spelers en wedstrijden
Het spel wordt gespeeld met twee ploegen van elk twee of drie personen. Bij minder deelnemers speelt men individueel. Elke partij heeft een voorman, die eerst speelt en de speltactiek regelt. Elke deelnemer speelt met één bol; bij een koning- of keizerbolling met twee. Winnaar is de ploeg of deelnemer die zijn bol(len) het kortst bij de stek heeft liggen. Soms is het verschil nauwelijks waarneembaar en moet minutieus gemeten worden. Men spreekt tevoren af om hoeveel punten of bollen over het hele spel gespeeld wordt. De partij die het eerst dat aantal punten heeft behaald, is winnaar van de gehele wedstrijd. Vroeger werd er vriendschappelijk gespeeld om een glas bier. Bij een prijsbolling werd gespeeld om geldprijzen of luxe artikelen. Vaak werd dan een kleine versierde boog of hoepel geplaatst, waar de bollen onderdoor moeten rollen. Elke club kent de bolling om de titel van koning van de vereniging. Deze wedstrijd wordt op één dag gespeeld. Wordt een speler driemaal achter elkaar koning, dan is hij keizer van de club. Ook zijn er keizerbollingen waarbij de koningen van verschillende clubs tegen elkaar uit komen. Tenslotte worden er ook clubkampioenschappen gespeeld. De winnaar van de titel geeft op zijn kosten een feest, maar hij ontvangt ook een bijdrage uit de clubkas. Aanvankelijk werd er niet gespeeld op mooi aangelegde speelvelden. Een veldweg of pleintje bij een hofstede voldeed. Later kwamen er banen bij de koffiehuizen en herbergen. Sommige herbergiers legden een compleet bolplein bij hun herberg aan, met meerdere speelvelden. De banen werden aan beide kanten voorzien van een dender (houten schutting om de bollen tegen te houden).
Gebruiken
Elk dorp had zijn eigen vereniging. Deze hadden eigen rituelen zoals bij schuttersgilden. Bij de begrafenis van een lid hadden zij een rol en jubilea van een bolder werden groots gevierd. Eenmaal per jaar houdt een vereniging het zogenaamde boldersfeest of potvertering. Vroeger trokken de bolders achter het vaandel en de slaande trom van herberg naar herberg, waarna ze op de bolbaan met elkaar de strijd aangingen. Het feest werd afgesloten met de boldersmaaltijd. Voor de Eerste Wereldoorlog werd het krulbollen nog in vrijwel geheel West-Zeeuws-Vlaanderen beoefend. Momenteel nog in Aardenburg, Breskens, IJzendijke, Oostburg, Sas van Gent en Waterlandkerkje. In Oostburg is de VVV in de jaren 1960 uit folkloristisch oogpunt krulboltoernooien gaan organiseren, waardoor het spel nieuw leven werd ingeblazen.
Auteur
P.J. Meertens, herz. J. Dekker (2012)
Bronnen
Literatuur
- Aalbregtse, M.A., Het krulbolspel in Zeeuws-Vlaanderen, in: Neerlands volksleven 20 (1970) 2, 7-39.
- Ghijsen, H.C.M., (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten. Supplement (Krabbendijke, 2002) 122-123.