Kevers

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Kevers
Oliekever, foto: Niels Godlijn en Linde Slikboer, bron: ZB Tijdschriftenbank Zeeland, Sterna 65/nr.1 (april 2020) 32.

Kevers (Coleoptera)

Ongewervelde dieren, behorende tot de stam der geleedpotigen (Arthropoda), klasse der insecten, orde kevers, welke orde met ongeveer 300.000 soorten de grootste is. Kevers worden gekenmerkt door bijtende monddelen en sterke ehitineuse dekschilden (gepantserde ridders) met daaronder opgevouwen de vliezige achtervleugels waarmee zij vliegen. De gedaantewisseling is volledig (ei, larve, pop, imago).

Carnivore en phytophage

Er zijn carnivore en phytophage soorten; eerstgenoemde voeden zich met andere insecten en wormen, laatstgenoemde leven als larve en/of imago van planten, zodat deze onderscheiding tevens de grens kan aangeven tussen nuttig en schadelijk, voor zover deze laatste groep van cultuurgewassen leeft.

Biotopen

Zeeland is een zeer gevarieerde provincie met betrekking tot biotopen voor kevers; exacte opsomming daarvan is in dit bestek niet mogelijk. De belangrijkste plaatselijke abiotische factoren die hiertoe bijdragen zijn zout-brak-zoet, nat-droog, stromend stilstaand water, kalkrijk-kalkarm, zandklei, begroeid-onbegroeid en alle denkbare combinaties en overgangen tussen deze gegevenheden. Landelijk bezien neemt Zeeland een bijzondere plaats in door hogere temperaturen in de winter. Dit in combinatie met de aanwezige zuidhellingen van duinen en de vele dijken, die door hun expositie relatief nog gunstiger zijn, zorgt er voor dat keversoorten waarvan het verspreidingsgebied zuidelijker in Europa is gelegen, zich alleen hier kunnen vestigen en veelal handhaven. Zeeland met zijn lange kustlijn herbergt vele halophile (zoutminnende) en halobionte (zoutverdragende) soorten. Er worden niet uitsluitend volledig zilte biotopen aangetroffen maar ook in meerdere of mindere mate brakke al dan niet onder invloed van de getijden.

Historie

Interessant is dat door de inundatie van Walcheren op het einde van de Tweede Wereldoorlog (1945) de halobionte en halophile soorten zich massaal vermenigvuldigden, zodanig dat de bevolking gehinderd werd door de "stinkkevers". Het waren namelijk Amara convexiuscula (Marsh en Discheirotrichus guslavi (Crotch). In de zomeravonden vlogen deze kevers op het licht af en kwamen zo in de huizen en ook in de haren der mensen terecht. De ondraaglijke stank werd veroorzaakt door het maagsap dat ze bij aanraking spuwden. Door de dichting van de dijken verdween een groot deel van hun biotoop en daarmee hun hinderlijk aantal. De volgende landschappelijke eenheden vormen het hoofdbestanddeel van biotopen voor kevers: duinen, stranden, schorren, inlagen, karrevelden, dijken (ruim 2000 km!), oudlandgebieden met de daarin gelegen drinkputten, heggenlandschappen en de vele kreekrestanten. Inpolderingen, Deltawerken en ruilverkavelingen hebben door biotoopvernietiging een achteruitgang van het soortental tengevolge.

Auteur

-G.J. Slob/ R. Batten

Literatuur

  • Monographieen van de Nederlandsche Entotnologische Vereniging, No. 2.
  • P.J. Brakman, Lijst van coleoptera uit Nederland en het omliggend gebied.