Kenau Simonsdochter Hasselaer/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Haarlem 1526 - ? 1588). Scheepsbouwer en houthandelaar. Behoorde tot een deftige Haarlemse familie: haar zuster Adriana was gehuwd met de geleerde Hadrianus Junius, zijzelf met Nanning Gerbrandszn. Borst (overleden tussen 19 januari en 23 april 1562), eigenaar van een scheepswerf te Haarlem, welk bedrijf zij na zijn dood voortzette. Opmerkelijk is dat zij als enige vrouw in acten (1564, 1565, 1570 en 1571) ook “sceepmaexter” genoemd wordt. Tevens dreef zij met één schip een houthandel op Noorwegen. Haar tijdens het beleg van Haarlem (begin december 1572 - 13 juli 1573) bewezen diensten zijn onduidelijk. Uit archivalia blijkt niets, terwijl van alle dagboekschrijvers die het beleg hebben meegemaakt er slechts één is die haar gekend heeft, te weten Johannes Arcerius Frisius, wiens Latijns dagverhaal in 1573 te Delft uitgegeven, in hetzelfde jaar aldaar ook in Nederlandse vertaling verscheen: ‘Historie ende een waerachtich verhael van al die dinghen die gheschiet zijn van dach tot dach, in die lofweerdichste ende vermaerste stadt van Hollandt, Haerlem ghenaemt, in dien tijt als die van den Hertoge van Alba beleghert was. Verhalende van den achtsten dach des maents December des jaers MDLXXII tot den XVI Febriarii anno MDLXXIII’. Zij heeft wellicht tot die vrouwen behoord die met timmerwerk de wallen versterkten, zulks uit hoofde van haar beroep. Daar zij kennelijk heel energiek van aard was is het niet onwaarschijnlijk dat zij ook leiding heeft gegeven. Aanvoerster van een schare amazones wordt zij eerst tegen het eind van de 16e eeuw en zulks door toedoen van de “zeitungen” genaamde berichten van Duitse krijgslieden. Na haar terugkeer heeft zij grote moeite om haar aanspraken op betaling voor het tijdens het beleg geleverde hout te bewijzen. Na de overgave van de stad (hoe zij daar aan Alva’s wraak is ontsnapt, is niet bekend: haar naam komt niet voor op de lijst dergenen die Alva van het pardon uitzonderde) is zij naar Zeeland getogen, waar zij voor de Delftse brouwer David Janszn. “bier steekt” en met wie zij een handel in granen opzet. Ze solliciteert naar een aanstelling als waagmeester en collectrice van de import op turf te Arnemuiden, welke post zij op 4 juli 1574 van de Raden van Zeeland verkrijgt, doch wordt in de uitoefening van haar beroep hevig tegengewerkt door baljuw Simon Romboutszn. Eerst op 2 september 1574, na een inschrijving in het poorterboek van Arnemuiden op 7 augustus en een ambtelijke eedsaflegging op 10 augustus, volgt de aanstelling vanwege de Staten van Holland. Op 22 mei 1577 wordt Jan Sijmonszn. er tot waagmeester benoemd. Omstreeks die tijd moet zij naar Haarlem zijn teruggekeerd naar aanleiding van de zogenoemde Satisfactie van Veere (22 januari 1577), waarin de bepallingen van de Pacificatie van Gent en de vrije uitoefening der godsdienst in Haarlem werden gewaarborgd. Kort daarna is zij op haar eigen scheip naar Noorwegen meegevaren om hout te halen en op die reis is zij vermoedelijk door zeerovers overvallen. Het schip werd op 28 oktober 1588 als “zeevond” te Denemarken verkocht: van Kenau ontbreekt ieder spoor.