Jona Justus van Toorenenbergen/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Utrecht 12 febr. 1822-Amsterdam 12 dec. 1903). Theoloog. Studeerde te Utrecht; was predikant te Elspeet (1844-1848) en te Vlissingen (1848-1865), werd director-secretaris van de Utrechtse Zendingsvereniging (1865-1868), predikant te Rotterdam (1860-1880) en tenslotte hoogleraar Gemeente Universiteit te Amsterdam (1880-1892), waar hij zijn ambt aanvaardde met de inaugurale rede 'Het wetenschappelijk karakter der geschiedenis van het christendom'. Op 7 februari 1878 was hij reeds doctor honoris causa van de Utrechtse universiteit geworden. Hij doceerde kerkgeschiedenis, vooral van de 16e eeuw. Als zeer actief predikant te Vlissingen beijverde hij zich voor de bouw van de Nieuwe Kerk (thans verdwenen). In die tijd wees hij een benoeming tot hoogleraar te Stellenbosch (Z-Afr.) af. Hij publiceerde o.a. 'klei gezag van de H. Schrift' (1854/5), 'Bijdragen tot de verklaring, toetsing en ontwikkeling van de leer der Hervormde Kerk' (1852-1865), 'Eene bladzijde uit de geschiedenis van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis' (1861; ter herinnering aan 300 jaar Nederlandsche Geloofsbelijdenis). In 1869 gaf hij zijn studie hierover uit. Hij was, blijkens 'De Christelijke Geloofsleer' (handhoek voor middelbaar onderwijs; 1876), gematigd rechtzinnig. Met Groen van Prinsterer en Kuyper richtte hij - hoewel hij het op dogmatisch gebied niet in alles met hen eens was en op kerkrechtelijk gebied helemaal niet - de Marnixvereniging op, die bronnen voor de kerkgeschiedenis in de 16e eeuw toegankelijk maakte. Bij deze uitgave werkte hij samen met H.O. Janssen. Zeer belangrijk voor de kennis van de Reformatie en vluchtelingengemeenten in Engeland en Duitsland is zijn 'Philips van Marnix Godsdienstige en kerkelijke geschriften…’ (3 dln. Den Haag 1871-1878). Ter herinnering aan 1572 publiceerde hij in 1872 ‘Vaderlandsche Herinneringen uit de jaren 1566-1572’.