Johan Evertsen (2)/EvZ1982-1984

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken

(Vlissingen jan. 1600 - op zee 5 aug. 1666). Tweede zoon van Johan Evertsen, de kapitein, die hem reeds vroeg voor de zeedienst opleidde. Werd vermoedelijk reeds in 1622 tot kapitein bevorderd. In 1625 nam hij deel aan de gevechten bij La Rochelle. Ging in 1626 onder Laurens Reael naar West-Indië waar hij een schip wist te veroveren. In 1628 werd hij door de admiraliteit van Zeeland, als beloning voor zijn verrichtingen, tot commandeur verheven en werd zijn salaris verdubbeld. Begeleidde in deze functie de zilvervloot van Piet Hein naar Nederland. Kreeg in 1631 opdracht de Hollandse en Zeeuwse kust te bewaken toen bekend werd, dat de Spanjaarden weer een nieuwe vloot hadden uitgerust en versloeg, onder Hollare, deze vloot op 12 september 1631. Behaalde in 1636 een overwinning op de Duinkerker kaper J. Collaert, waarbij twee vijandelijke schepen werden vernietigd. De Staten van Zeeland schonken Evertsen en enkele andere commandanten een gouden ketting met een gouden gedenkpenning. Op 25 februari 1637 werd hij tot vice-admiraal van Zeeland benoemd. In 1639 had Evertsen één van de zes smaldelen onder zijn bevel van de vloot, die op de rede van Duins ten anker lagen onder Tromp de Spaanse vloot aanviel. Deze Spaanse vloot werd een gevoelige nederlaag toegebracht en Evertsen kreeg wederom een gouden ketting en gedenkpenning. In 1644 werkte hij mee aan de verovering van Sas van Gent door prins Frederik Hendrik. Een jaar later was hij aanwezig bij het beleg van Hulst en weer een jaar later onderscheidde hij zich bij Antwerpen. Op 31 december werd hij door de Franse koning benoemd tot ridder in de orde van St. Michiel. Na de vrede van Munster bleef Johan in dienst van de admiraliteit van Zeeland. In de eerste Engelse oorlog onderscheidde hij zich in alle grote zeeslagen. Na het sneuvelen van M.H. Tromp in 1653 (slag bij Terheiden) kreeg niet Evertsen het opperbevel doch Witte Corneliszoon de With. Na 1654 heeft Johan vijf jaar lang rust genoten, doch in 1659 voerde hij het bevel over een Zeeuws eskader dat naar de Oostzee ging om de Denen te steunen in de strijd tegen de Zweden. Voor zijn uitstekende daden aldaar werd hij beloond met een extra toelage boven zijn salaris. Op 16 december werd Johan benoemd tot luitenant-admiraal van Zeeland, doch wederom werd hij overgeslagen om het opperbevel over 's lands vloot te voeren. In de tweede Engelse oorlog deed hij weer dienst op de vloot, doch de nederlaag bij Lowestoft werd aan hem geweten en toen hij in Hellevoetsluis landde, om vandaar naar 's Gravenhage te gaan, werd hij door het volk mishandeld. Hij wist echter toch zijn reis voort te zetten. Hij verzocht de Staten van Zeeland de waardigheid van luitenant-admiraal aan zijn broer Cornelis Evertsen over te dragen en hij kreeg op zijn verzoek eervolontslag. Hij behield echter de titel van luitenant-admiraal en hij kreeg de opdracht een nieuwe vloot uit te rusten. Toen zijn broer Cornelis in de Vierdaagse zeeslag sneuvelde, werd Johan op 21 juni 1666 in zijn voormalige rang van luitenant-admiraal hersteld, kreeg het bevel over een gedeelte van de vloot en zitting in de krijgsraad. Met De Ruyter en Tromp nam hij daarna deel aan de Tweedaagse zeeslag en stierf op 5 augustus 1666, nadat hij een been had verloren. Op 6 augustus werd zijn lichaam naar Zeeland gebracht, Op 9 september werd hij in de Oude Kerk te Middelburg begraven.