Johan Christiaan van Schagen/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

'SCHAGEN, Johan Christiaan Jacob van (Vlissingen I 1 dec. 1891 – Deventer 17 april 1985). Dichter en beeldend kunstenaar. Groeide op in Middelburg en Domburg. Na enige tijd op een handelskantoor en de provinciale griffie te hebben gewerkt, ging hij rechten studeren: in 1920 promoveerde hij op Stellingen op het gebied der Visscherij. Hij werkte bij de Hoofdinspectie van de Visscherijen en sinds 1924 bij de gemeente Rotterdam. In 1942 nam hij ontslag en begon een bestaan als vrij kunstenaar. Dit leidde hem terug naar Domburg (1953). Sinds 1966 woonde hij afwisselend in Domburg en Deventer. Van Schagen debuteerde verrassend met 'Narrenwijsheid' (1925). Deze bundel van vrije verzen en prozagedichten, waarvan insiders al in 1922 kennis hadden kunnen nemen door een publicatie in het literaire tijdschrift De Stem, gaf voor die tijd een geheel nieuw geluid met zijn ondogmatische levensaanvaarding. geïnspireerd op Spinoza's wijsbegeerte. De slotregels van het titelgedicht: 'zo regent de regen /daarom geeft ik geen namen/ ik ga maar en ben' vormen de sleutel voor zijn hele verdere oeuvre. Een tijdelijke overgang tot het katholicisme bracht een zekere verstarring teweeg, maar in de oorlog hervond hij zichzelf ('Winter 1944'). Een nieuwe uitgebreide uitgave van Narrenwijsheid en ander onkruid' (1961) bracht ook miniaturen, geïnspireerd op de Japanse haiku. Naast levens aanvaarding klinken nu ook dikwijls verontwaardiging over geweld en dwang, verontrusting over het mysterie van leven en dood door.

De bundel 'Zeeuwse reflexen' (1953. met illustraties van Jan Hevse) bevat onder meer de kostelijke karakteristiek van het Zeeuwse volkskarakter 'Van de Geerse's.' Sinds 1962 publiceerde hij hoofdzakelijk in eigen beheer, beginnend met 'Miniaturen gevolgd door het eenmanstijdschrift 'Domburese Cahiers' (1963-1971.21 afleveringen), waarin ook veel levensherinneringen voorkomen. In dit kader valt ook de briefwisseling met A. Viruly,: (Zeeuws Tijdschrift 1963-'64) te vermelden.

In 1977 begon een nieuwe serie. 'Schiftsels', waarin de beschouwelijke humor van de grijsaard, die niet meer mee hoeft te doen, door speelt. Als beeldend kunstenaar begon hij pas in 1942: hij kreeg les in het etsen van Derkzen van Angeren in Rotterdam en schilderles van Willem van Leusden in Utrecht. Aanvankelijk maakte hij schilderijen en etsen, maar hij vond zijn eigen techniek in de monotype. De eenmalige afdruk van een glas- of zinkplaat. Zijn drukken zijn meestal abstract, soms herinnerend aan Chinees schrift, waarbij de tekens een eigen leven gaan leiden. Evenals in zijn gedichten klonk dikwijls een relativerende humor door. Ook beoefende hij een vrije kalligrafie, uitgaande van het gewone Europese schrijfschrift. Hij kreeg in 1962 de Zeeuwse Prijs en in 1966 de Marianne Philips prijs.

Zijn prenten, schilderijen, etsen, lithografieën, monotypes en vooral unica-drukken, verkocht hij voor een groot deel aan huis. In de jaren tachtig heeft Van Schagen nog diverse tentoonstellingen van zijn werk gehad. Het hoogtepunt hiervan, achtereenvolgens een overzichtstentoonstelling in Rotterdam, Veere, Middelburg en Domburg, ging gepaard aan de presentatie van een literair drieluik in de serie Archief van Schagen, gepubliceerd door uitgeverij De Prom. Een en ander vond halverwege de jaren 1980 plaats. Van Schagen heeft de presentatie van het eerste deel nog meebeleefd, zij het thuis in Deventer, waar hij ook overleed in de nacht van 16 op 17 april 1985.

Werk: zie bibliografie.

AFBEELDING Uit van Schagens schetsboek: impressies van de Vlissingse boulevard.