Jan de Brune de jonge
Jan de Brune de jonge | |
---|---|
Titelpagina van Veirzjes, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 146922 | |
Geboren | 1618 Middelburg |
Overleden | 1649 Middelburg |
Beroep | literator |
VIAF | J. de Brune de jonge |
Biografie
De vader van Jan de Brune vertrok naar Nederlands-Indië en kwam om bij een scheepsramp. Daardoor had de familie van moederskant als enige de zorg voor zijn opvoeding. Jan de Brune had drie beroemde ooms: van vaderszijde Johan de Brune de oude, pensionaris en boekenschrijver; van moederszijde de Leidse (na 1632 Amsterdamse) hoogleraar Gerardus Johannes Vossius (Gerardus Vossius) en de in Engeland wonende kunsthistoricus Franciscus Junius. Jan de Brune heeft lang bij Vossius en Junius in huis gewoond, en omdat hij goed gebruik maakte van de daar aanwezige bibliotheken was hij al jong een zeer erudiet man. Zijn werken tonen dan ook een grote belezenheid. De Brune de jonge bediende zich evenals zijn oom veelvuldig van Montaigne achtige essays, vooral in zijn meestgelezen werk, de Wetsteen der vernuften (1644).
Proza
Jan de Brune de jonge debuteerde met een bundeltje onbelangrijke minnedichten ‘Veirzjes’ (1639). Onder invloed van zijn oom ging hij op proza over. Zijn ‘Wetsteen der vernuften’ (1643, tweede deel 1659) kreeg een gunstig onthaal bij het publiek; Vondel schreef er een lofdicht voor. Zijn proza kenmerkte zich door een frisse, directe stijl, gevoel voor humor en kennis van de literatuur van zijn tijd. Hij besprak Jacob Cats, Constantijn Huygens, Pieter Cornelisz. Hooft en Vondel, maar hij vermeldde geen toneelstukken en ook geen teksten van Bredero. De Brune overleed jong, in 1649; na zijn dood werd uit zijn nagelaten papieren een tweede deel van de Wetsteen samengesteld (in 1659 door Pieter Niellius uitgegeven).
Bibliografie
- Veirzjes ('t Amsterdam, 1639).
- Wetsteen der vernvften, oft bequaam middel, om, van alle voorvallende zaken, aardighlik te leeren spreken.; 't eerste deel, ('t Amsteldaem, 1644).
- Alle volgeestige werken van Jan de Brune de Jonge, bestaande in I. Wetsteen der vernuften .... II. Jok en Ernst .... III. Honigbye .... Vermeerdert met over de twee hondert en vijftig deftige hofredenen en quinkslagen, en andere doorgaense vermeerderinge, door den selven autheur nagelaten ('t Amsterdam, 1681).
- Iok en ernst: dat is; Allerlei deftige hofredenen, quinkslagen, boerteryen, raadsels, spreuken, vragen, antwoorden, gelikenissen;; en al wat dien gelijkvormigh met de naam apophtegmata verstaan wort. Gevonden en gesproken van prinssen, mevrouwen, geletterden, en andere stantspersoonen, die alt'samen dicht by onze tijden geleeft hebben, of noch tegenwoordig leven. 't Eerste deel, ('t Aemsteldam, 1644).
Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
P.J. Meertens, herz. J. Francke, 2016
Literatuur
- Nagtglas, Levensberichten.
- N.N.B.W IV.
- Worp, Johan de Brune de jonge.