Jacob Roggeveen/EvZ1982-1984

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken

(Middelburg 1 febr. 1659-Middelburg begin febr. 1729). Ontdekkingsreiziger. Jongste zoon van Arent Roggeveen; kreeg van zijn vader een opleiding in de zeevaart. Behalve rechten, schijnt hij ook theologie te hebben gestudeerd aan de universiteit van het Franse Saumur. Van 1693-1706 was Roggeveen notaris te Middelburg en van 1706-1714 lid van de Raad van Justitie te Batavia bij de Verenigde Oostindische Compagnie. Het plan van de vader om het onbekende Zuidland te ontdekken, werd door de zoon uitgevoerd. In 1721 wist Roggeveen de Staten-Generaal en de bewindhebbers van de West-Indische Compagnie te bewegen drie schepen uit te rusten, de Arend, de Thienhoven en de Africaensche Galey, voor een reis om de wereld. Tijdens deze reis werd het doel, de ontdekking van het Zuidland, niet bereikt, maar na Kaap Hoorn te zijn gepasseerd kwam men op 5 april (eerste Paasdag) 1722 aan bij het eiland, dat sindsdien de naam Paaseiland zou dragen. Een der schepen ging verloren terwijl de twee andere door de Verenigde Oostindische Compagnie bij aankomst in Batavia in beslag werden genomen. De V.O.C. maakte heftige bezwaren tegen de inbreuk op haar monopolie. Het relaas van zijn reis is te vinden in de uitgaven van de Linschotenvereeniging dl. IV. Behalve als ontdekkingsreiziger heeft Roggeveen zich ook geroerd in het kerkelijk leven van zijn dagen. Reeds vroeg was hij in aanraking gekomen met Pontiaan van Hattem, de in 1683 afgezette predikant van St. Philipsland. In de voorrede tot diens geschriften, die door Roggeveen van 1718-1728 in vier delen zijn uitgegeven onder de titel Den Val van 's werelts Af-God, getuigt hij dat Van Hattem hem van spinozist tot christen had gemaakt. De verbondenheid met Van Hattem is tot het einde van zijn leven gebleven. Roggeveen kan dan ook gezien worden als een van de belangrijkste hattemisten. Na de verschijning van het eerste deel van de geschriften van Van Hattem, liet de magistraat van Middelburg dit boek ophalen; aan Roggeveen werd het verblijf te Middelburg en later ook te Vlissingen ontzegd, maar in Arnemuiden vond hij een toevluchtsoord. Na zijn ontdekkingsreis vestig de Roggeveen zich in 1723 weer in Middelburg, waar hij o.a. de uitgave voorbereidde van het 4e deel van de geschriften van Van Hattem.