Jacob Hobein
Jacob Hobein | |
---|---|
Jacob Hobein door J. Wzn. Pieneman, ca. 1831-1840, steendruk, KZGW, ZI IV, 443. | |
Geboren | 8 januari 1810 's-Gravenhage |
Overleden | 10 april 1888 Vlissingen |
Beroep | zeeman |
VIAF | J. Hobein |
Optreden tijdens Belgische Opstand
Hobein trad op 13-jarige leeftijd in 's rijks zeedienst, waar hij in 1830 werd bevorderd tot matroos 2e klasse. Zijn naam leeft in Vlissingen voort omdat hij tijdens de Belgische opstand op 19 maart 1831 onder hevig geweervuur de Nederlandse vlag weghaalde van een vastgelopen en verlaten sloep, die op de Schelde bij Biervliet in handen van de 'vijand' dreigde te vallen. Dat althans was de lezing van zijn bevelhebber, die goed aansloot bij de een maand eerder zijn schip opblazende Van Speijk die als held vereerd werd, maar daarbij wel om het leven kwam. Hobein bevond zich in werkelijkheid met zijn kanonneerboot 30 op 19 maart 1831 in de wateren tussen Biervliet en Philippine in Zeeuws-Vlaanderen. Er ontstond een vuurgevecht met enkele Belgische visserschuiten die probeerden uit te varen vanuit Bouchante. In een sloep werd naar de vissers gevaren om ze terug te dringen. De kanonneerboten konden door laagwater niet bij de sloep komen en deze raakte aan de grond. De bemanning vluchtte over de schorren. Om te voorkomen dat de Belgen de sloep en de vlag zouden overmeesteren werd met kanonvuur van de kanonneerboten geschoten. Hobein ondernam als derde een poging om de sloep terug te halen en ging zwemmend naar de sloep toe. Hij wist een meegebracht touw aan de sloep vast te maken en keerde met sloep en vlag terug.[1]
Willemsorde
Het stoute stukje bezorgde hem de Militaire Willemsorde 4e klasse, maar hij was zich veertien dagen na zijn daad nog geenszins bewust van de ophef die omtrent zijn handelen was ontstaan en de behoefte aan nationale helden die onder de Nederlanders bestond. Op 3 april schreef hij vanuit Vlissingen een brief aan zijn vader en zus in Den Haag, waarin hij onder meer vertelde: wij waren daar met 30 man en haar lui wel met 300 man en nog hadden zij het lef niet om bij den sloep te komen, want wij hoyden [hielden] ons baan schoon ... en toen heb ik daarnaartoe geswommen en heb dezelve aan den wal onder dat het zwaarsten vuur was en dat het regende kogels om mij heen in het water, dat ik elkduurgig [voortdurend] dag[t] dat ik er één door de kop kreeg, maar ik kwam daar tog en ligten het dregtou en roeden denzelven aan den wal ... En jij moet is [eens] in den krant zien van den 19 maart of ik daar niet in staat, ik heb daarin gezien dat ik daarin ben.[2]
Verdere levensloop
Hij werd in 1875 gepensioneerd als opperstuurman bij de marine. Het vijftigjarig jubileum van zijn daad werd groots gevierd. In 1888 overleed hij te Vlissingen. Op de restanten van de oude begraafplaats tegenover het ziekenhuis Bethesda te Vlissingen is zijn grafmonument (onthuld 8 mei 1890) nog te vinden. In 1891 werd een torpedoboot naar Hobein vernoemd. Ook in 1948 vernoemde men een schip naar de in Vlissingen woonachtige zeeheld, dat later als opleidingsschip dienst deed.
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Auteur
-F.C. van Oosten, A. Teunis, herz. Peter Sijnke (2011), J. Francke (2016).
Literatuur
Noten
- ↑ Prud'homme van Reine, Liever niet de lucht in. De omstreden zelfmoordaanslag van Jan Carel van Speijk (Amsterdam/Antwerpen, 2016) 214-215,
- ↑ Prud'homme van Reine, Liever niet de lucht in. De omstreden zelfmoordaanslag van Jan Carel van Speijk (Amsterdam/Antwerpen, 2016) 215-216, Aldaar: Gemeentearchief Den Haag, Collectie Overige Verzamelingen 2 (1), inv.nr. Gc 43,