Jacob Cau/EvZ1982-1984

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken

(Middelburg ? - mei 1626 ?) Jurist en vlootvoogd, broer van Cornelis, de auteur van het Groot Placaet boek. Studeerde rechten en vertrok naar Indië, waar hij in 1661 werd benoemd tot Raad bij het gerechtshof van Batavia. Nog in dat zelfde jaar krijgt hij opdracht van de Compagnie om met een vloot van tien schepen en ca. 500 militairen naar Formosa te zeilen om aldaar de gouverneur Frederik Coyett te ontzetten. Waarom juist Cau met deze expeditie werd belast, is niet duidelijk. Nergens blijkt dat hij zich voordien als staatsman, zeeman of bevelhebber had onderscheiden. De resultaten waren in ieder geval desastreus. Coyett werd op het fort Zeelandia belegerd door ca. 25.000 manschappen van de gevreesde piratenkoning Coxinga (eigenlijk Kuo-singye, maar door de Nederlanders gemakshalve verbasterd). Coxinga beschouwde de wateren langs de Chinese oostkust als zijn jachtterrein en had zich, ter meerdere beveiligin g van dit terrein, reeds verzekerd van enkele steunpunten op het Chinese vasteland. Bovendien voelde hij zich door adoptie verwant aan de Ming-dynastie die op dat moment door de Mantsjoes werd verdreven en droomde van een Ming-rijk op Formosa. Coyett zag zeer wel in dat een bezetting van Formosa het logisch vervolg en slot van Coxinga's afbakeningspolitiek en dynastieke dromen zou kunnen zijn en vroeg de Compagnie herhaaldelijk om versterking. In Batavia had hij echter een machtige regenten-kongsi tegen zich, die al zijn verzoeken en missiven als lafheid uitlegde en in de persoon van Cau pas hulp stuurde toen Coxinga en zijn duizenden reeds waren geland. Door onhandig manoeuvreren in een storm verloor Cau meteen al een schip, maar hij slaagde er toch in zijn soldaten met hun vivres en oorlogstuig aan land te krijgen. Coxing, die inmiddels een paar duizend van zijn beste soldaten had verloren, begon te aarzelen en Coyett kon even adem halen. Nog duidelijker werden de kansen op een goede afloop toen de Mantsjoes de Nederlanders hulp aanboden, als dezen bereid waren een paar schepen te sturen om de troepen op te halen. Cau g ing op weg met zijn vloot, maar bij de Pescadores hield hij het al voor gezien en zeilde met de twee beste schepen naar Batavia. Coyett, die tot het uiterste had gewacht, capituleerde op 1 februari 1662, waarbij hij vrije aftocht voor de bezetting van het fort wist te bedingen. Formosa was voor de Compagnie voorgoed verloren. In Batavia volgden er een paar merkwaardige processen. Cau werd van lafheid beschuldigd, kreeg een lichte boete en sserd voor zes maanden geschorst. Coyett echter werd veroordeeld wegens landverraad, na drie jaar voorarrest 'met het zwaard over het hoofd gestraft' en voor het leven verbannen naar Pulu Ai (Banda eilanden). Op voorspraak van stadhouder Willem III kreeg hij in 1675

toestemming naar Nederland terug te keren. Zijn vonnis werd echter niet vernietigd, er volgde geen rehabilitatie, noch werden de ware schuldigen gestraft.