Heven(e)

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Heven(e)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Heffingseenheid voor een aantal, niet noodzakelijk aaneengesloten gemeten land binnen een vierschaarambacht, zulks voor het presteren van diensten o.m. voor belasting en dijkonderhoud. De eenheid was verschillend van grootte: in de 16e eeuw in Schouwen 50 gemeten, in Walcheren en Zuid-Beveland ca. 100 gemeten, eerder 200 gemeten. De eenheid werd op naam gesteld' van de enige, zoniet de zg. breedste geërfde brede geërfde), in Walcheren 'hevenaar' geheten, terwijl de overige geërfden er 'hevenkinderen' heetten (in Zuid-Beveland resp. 'hevenmeester' en 'jongers'). Heven heette ook één der vakken waarin de dijken om de zeven jaar (heventijd) t.a.v. de onderhoudsplicht werden verdeeld en waarmee binnen het daarvoor in aanmerking komende ambacht elke hevene werd belast of gehevend hevenen). Het beheer van zulk een dijkkavel was opgedragen aan de enige, zoniet de breedste geërfde. Reeds in de 12e eeuw bestond nabij Oostburg de naar zulk een verhevening genoemde Hevendijk.


AUTEUR

A.C.F. Koch


LITERATUUR

C. Dekker, Zuid-Beveland, 451, 595 vv.