Heren van Renesse

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Renesse, Heren van
Slot Moermond nabij Renesse, gebouwd door Costyn van Zierikzee, uit: Cronyk van Smallegange Bron: ZB, Beeldbank Zeelland, nr. 6554

Oud geslacht

Oud adellijk Zeeuws geslacht, dat vooral in de vroege geschiedenis van dit gewest een belangrijke rol heeft gespeeld en ook elders in de Nederlanden van invloed is geweest 'hebbende door de meeste vereenigde Gewesten zeer uitgebreide takken geschoten' (Kok). Over de oorsprong van het geslacht is weinig met zekerheid bekend. Vermoedelijk is het ontsproten uit een zijtak van het Hollandse Huis, waardoor ook verwantschap met de Heren van Voorne (burggraven van Zeeland) is ontstaan.

Belangrijkste personen

De eerste Renesse die in de geschiedenis enig relief krijgt is Costyn van Zierikzee, die in de 13e eeuw wordt vermeld. In 1229 ruilde graaf Floris IV zijn haaimanslanden en vronen in het westelijk deel van Schouwen, met uitzondering van Burgh en Haamstede, met deze Costyn voor diens bezittingen te Zierikzee. Costyn bouwde het eerste kasteel Moermond, waar de jonge graaf Willem verbleef toen hij in 1244 op het 'domus apud Rietnesse' (het huis hij Rietnesse) stukken zegelde. Burgh, Haamstede en ook het kasteel Haamstede zijn later bij het eerder verworven bezit van Costyn gevoegd. Costyn overleed ca. 1244 (volgens andere bronnen in augustus 1289, maar waarschijnlijk wordt hij dan verward met zijn zoon, die eveneens Costyn heette); hij was twee maal getrouwd: de eerste keer met een dochter van de graaf van Vernenburg, de tweede maal met zijn nicht Hillegonde, dochter van Hendrik van Voorne, burggraaf van Zeeland. Uit zijn eerste huwelijk had Costyn drie zoons: Jan, Hendrik en Costyn.

Hendrik overleed kinderloos en speelt dus verder geen rol. Belangrijk is Jan van Renesse, voor het eerst vermeld als Jan van Riedenesse in een oorkonde van 29 april 1267, een leenbrief van Albrecht van Voorne, die hij mede van zijn zegel voorzag. In een stuk van 14 november 1270 wordt hij ridder genoemd. Jan bezat uitgebreide gronden in de omgeving van het tegenwoordige Brouwershaven. Samen met Wolfert van Borssele verzette hij zich als een van de leiders van de Zeeuwse adel tegen graaf Floris V, toen deze zich wat te intensief met de Zeeuwse zaken ging bemoeien en probeerde zijn gezag te versterken door de Costumen te besnoeien. Jan van Renesse werd daarom enige tijd in Geertruidenberg gevangen gezet (1287), maar een jaar later nam hij alweer deel aan de slag bij Woeringen (5 juni 1288) en op 12 maart 1289 was hij de eerste van de Zeeuwse edelen die Guy van Vlaanderen steunden in de strijd tegen Floris V om de macht over Zeeland. In 1291 verzoende hij zich met Floris V, hoewel hij als enige edel man leenplichtig bleef aan de graaf van Vlaanderen. Het laatst wordt hij vermeld in een oorkonde van 28 augustus 1293. Waarschijnlijk is hij voor 1296 overleden, daar op 2 februari 1296 de tienden van het Utrechtse kapittel van St.-Jan, niet aan hem, maar aan zijn zoon worden overgedragen.

Costyn van Renesse, een broer van de zojuist genoemde Jan, heeft als hij tenminste de Costyn is, die in 1289 overleed, Floris V wel gesteund en hem o.m. geholpen Gysbrecht van Amstel bij Loenen te verslaan. Deze Costyn had één zoon, die zich Jan van Haamstede noemde. Deze overleed, kinderloos, in 1295, waarna zijn bezittingen weer aan de grafelijkheid vervielen. Graaf Jan 1, de opvolger van Floris V, schonk toen aan zijn halfbroer Witte een groot deel van zijn heerlijkheid Haamstede, waaraan in 1313 het kasteel werd toegevoegd. Witte noemde zich sindsdien Witte van Haamstede. Was de tak van de heren van Renesse via Jan van Haamstede uitgestorven, via de zonen van de hierboven besproken Jan: Jan van Renesse en Gouda, Hendrik van Baarland en Costyn van Baarland, werd hij voortgezet.

Jan van Renesse, heer van Renesse en Gouda, wordt het eerst genoemd in een stuk van 1282. Lange tijd was hij de onbetwiste leider van de Zeeuwse adel tot Wolfert van Borssele, zijn grote rivaal, hem uit die positie wist te verdringen. De Zeeuwse adel wenste omstreeks 1290 de splitsbaarheid van de lenen ongedaan te maken. De Vlaamse graaf, Guy van Dampierre, steunde dit streven, omdat het hem in zijn strijd met Floris V over het gezag in Zeeland, goed van pas kwam. Aan de opstand van de Zeeuwse adel is pas in mei 1296 een einde gekomen. In datzelfde jaar volgde het complot tegen Floris V en de moord op 'der keerlen god' (27 juni). Bij de gevangenneming van Floris V waren geen Zeeuwse edellieden aanwezig, maar Jan van Renesse wist wel van de samenzwering af; hij hield zich echter afzijdig. De enige Zeeuw, die een actieve rol speelde, was een zekere Hugo van Baerland. Op 9 augustus stuurden Wolfert van Borssele, Jan van Renesse en de overige leenmannen een brief aan Eduard I van En geland, bij wie de zoon van Floris V, graaf Jan I, vertoefde om hem te vragen er bij Jan I op aan te dringen de door de Zeeuwse adel met de Vlaamse graaf gesloten overeekomst te handhaven. Vaststaat dat Jan van Renesse zich in 1297 in Engeland bevond en dat Eduard grote invloed heeft gehad op Jan I. De Zeeuwse adel wilde de Vlaamse en de Hollandse graaf tegen elkaar uitspelen in de verwachting er zelf voordeel van te zullen hebben. Jan van Renesse wilde graag als plaatsvervanger van graaf Jan I optreden en de graaf zo spoedig mogelijk laten overkomen. Koning Eduard I, waarschijnlijk bevreesd voor het optreden van Jan van Avesnes, bondgenoot van Eduards aartsvijand Philips de Schone, koning van Frankrijk, willigde de wens van Jan van Renesse met betrekking tot de overkomst van graaf Jan I pas in januari 1297 in. Eduard hoopte dat Jan van Renesse in Zeeland met de Engelsgezinde adel de situatie in de hand zou houden. Daarbij verkeek hij zich op de plannen die Wolfert van Borssele smeedde tegen Jan van Renesse, die korte tijd optrad als de plaats vervanger van de jonge graaf Jan I. Zierikzee werd de verblijfplaats van Jan I; Jan van Renesse was daar en op geheel Schouwen heer en meester. In maart 1297 echter was het hele eiland Walcheren onderworpen aan de invloed van Wolfert van Borssele, heer van Veere. In zijn strijd tegen Jan van Renesse probeerde deze de Zeeuwse adel op zijn hand te krijgen. Tijdens de strijd van de Zeeuwse en Hollandse adel in dienst van graaf Jan I tegen de Westfriezen bij Vronen (maart 1297) trok Wolfert van Borssele met de `Zeelanders' weg, aldus verraad plegend, en liet Jan van Renesse met de 'Hollanders', die door de Westfriezen omsingeld waren, in de steek. Jan van Renesse kreeg de schuld van de nederlaag en werd naar Zeeland verbannen. Van een kort daarop volgende overwinning kreeg Wolfert de eer. Na enige tijd werd Jan van Renesse op grond van dapper optreden tegen de Friezen benoemd tot baljuw van Zuid-Holland, maar zijn positie als voornaamste raadgever van de graaf had hij door de intriges van Wolfert verloren. Toen nl. Jan van Renesse naar Bergen op Zoom gegaan was in opdracht van 's gravenraad die handelde onder aandrang van Wolfert om een geschil met de hertog van Brabant te regelen, vertelde Wolfert de jeugdige graaf dat Jan van Renesse hem in handen wilde spelen van hertog Jan van Brabant. Wolfert zorgde ervoor dat de graaf zich definitief in Veere vestigde, waar Wolfert hem onder voortdurende controle had. Toen Jan van Renesse, die gevlucht was naar zijn slot Moermond, voor de graaf gedaagd werd, weigerde hij te verschijnen zonder geleide en werd daarop gebannen. Nicolaas van Kats en Jan van Schenge, zijn vrienden, waren gegijzeld; zij, die weigerden te komen 'bereed men al' d.w.z. mannen te paard reden de goederen van de nu gebannenen af en verwoestten ze. Het slot Moermond werd met de grond gelijk gemaakt. Jan van Renesse vluchtte naar Vlaanderen (oktober 1297). Op 1 augustus 1299 werd Wolfert te Delft vermoord en op 10 november van datzelfde jaar stierf graaf Jan I. Jan van Avesnes volgde hem op. Jan van Renesse keerde met zijn aanhangers naar Zeeland terug. Op 1 januari 1301 heeft een groot deel van de Zeeuwse adel o.l.v. Jan van Renesse met Vlaamse hulp getracht zich aan de Henegouwse heerschappij te onttrekken, maar zij leden een zware nederlaag bij Kats. Op 11 juli 1302 speelde Jan van Renesse in de Gulden Sporenslag bij Kortrijk in dienst van de graaf van Vlaanderen een belangrijke rol en gedroeg zich, naar de Annales Gandenses vermelden, zeer dapper. Volgens velen was hij de feitelijke aanvoerder der Vlamingen, die daarna Zeeland binnenvielen (Veere 25 april 1303) en het op Zierikzee na geheel veroverden. Toen de Vlamingen na hun overwinning op de Avesnes (maart 1304) grote delen van Holland en Utrecht infiltreerden bracht in Utrecht Jan van Renesse de ambachtsgilden aan de macht en werd er stadsvoogd. De slag bij Zierikzee op 10 en 11 augustus 1304 tegen de Fransen, die onder leiding van Grimaldi Zierikzee ontzetten, alsmede de overwinning van Witte van Haamstede maakten Jan van Renesses positie in het Sticht onhoudbaar. Na een mislukte verdediging van een kasteel te Schoonhoven verdronk hij op de vlucht in de Lek bij Beusichem, toen hij zich daar wilde laten overzetten, op 16 augustus 1304. Uit het huwelijk van Jan van Renesse was alleen een dochter Margaretha geboren, zodat deze tak der Renesses in de manlijke lijn uitstierf. Ook Costijn van Renesse, heer van Baarland, Jans jongste broer, overleed kinderloos (1332 of 1334).

Hendrik van Renesse, heer van Baarland, de jongere broer van de hierboven genoemde Jan van Renesse, kreeg op 9 april 1312 van Willem III, graaf van Holland en Zeeland, tezamen met zijn broer Costijn, goederen in West-Baarland, Bakendorp en Oudelande in ruil voor zijn Schouwse goederen.

Hendrik had twee zoons: Jan van Renesse, heer van Rhijnauwen en Baarland, die op 5 juni 1338 in Utrecht huwde met Alyt van Rhijnauwen en Lichtenberch. Deze Jan van Renesse is waarschijnlijk degene die met de bouw van het kasteel Hellenburg in Baarland begon. Hij overleed op 29 oktober 1348, ongeveer 43 jaar oud, te Utrecht en werd in de St.-Servaaskerk aldaar begraven.

Costijn van Renesse, heer van Baarland. Wordt het eerst vermeld in een rekening van de rentmeester van Zeeland in 1318/1319. Toen met de dood van Willem IV op 27 oktober 1345 diens graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen aan keizer Lodewijk van Beieren vervielen, beleende deze er de oudste zuster van de graaf, zijn eigen vrouw Margaretha mee (1346). In de strijd tussen Margaretha en haar zoon Willem V koos Costijn partij voor Margaretha. Op 20 januari 1350 bezegelde hij met haar de brief, waarin zij het graafschap Zeeland overigens tegen een hoog jaargeld aan haar zoon Willem V afstond. In de strijd tussen de Hoeken en de Kabeljauwen op de Maas hij Zwartewaal op 4 juli 1351 sneuvelde Costijn op 79-jarige leeftijd als een der aanvoerders van de Hoeken. De activiteiten van de op hem volgende Renesses spelen zich merendeels buiten Zeeland af.

Frederik van Renesse, de oudste zoon van voornoemde Jan, volgde hem op. Hij was gehuwd met Elisabeth van Cruyningen. Evenals zijn vader raakte hij verstrikt in de geschillen tussen de bisschop en de stad Utrecht. Verdreven uit deze stad vestigde hij zich eind 1449 op de Hellenburg bij Baarland. Een in 1450 door hem ondernomen poging om Utrecht te herwinnen mislukte en in de verdere strijd werd het kasteel te Rhijnauwen platgebrand. Op 20 september 1452 stierf Frederik op de Hellenburg.

Jan van Renesse, zijn oudste zoon, werd na de dood van zijn moeder in 1472 heer van de Hellenburg. In 1481 was hij genoodzaakt om Utrecht te verlaten. Aangezien echter de Hellenburg door de stormvloed van 1477 voor het grootste deel verwoest werd, is het aannemelijk dat hij zich met zijn echtgenote Cornelia van Bouckhoven, vrouwe van Bouckhoven, in Vlaanderen heeft gevestigd. Hij overleed 25 mei 1512 en werd te Utrecht begraven.

Behalve via afstammelingen van Frederik werd het geslacht Van Renesse ook voortgezet via zijn oom Jan van Renesse, heer van Lichtenberch, gehuwd met Meyne van Maelstede. Jacoba van Beieren bevestigde de schenking van zijn goed, gelegen in Oudeland, Baarland en Nieuwland. De Van Renesses hebben door hun bezittingen in Utrecht en Holland - vergroot door huwelijk en koop - een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis, vooral in het centrum van ons land.

Zo was bijv. Gerrit van Renesse (1509-1568) slotvoogd van Woerden en lid van het Verbond der Edelen. In 1568 werd hij door de Bloedraad ter dood veroordeeld, hetzelfde jaar, waarin zijn zoon Johan van Renesse (1538-1568) op bevel van het Hof van Utrecht werd onthoofd. De binding van die de Renesses met Zeeland werd daardoor in de loop van de geschiedenis steeds losser. De enige Renesses, die thans in leven zijn, zijn twee broers, afstammend van Frederik van Renesse, die op 20 september 1452 op de Hellenburg overleed: les comtes de Renesse, wonend te Malle bij Turnhout. Toen de restauratiewerkzaamheden van de grondvesten (op 21 juni 1977) van de Hellenburg waren voltooid en dit met enige plechtigheid werd gevierd, werd de vlag der Renesses, een gele aanziende leeuw op een rood veld, door de familie geschonken. De stukken betrekking hebbende op de Renesses in de rijksarchieven te Brugge en te Hasselt handelen niet over de geschiedenis van Zeeland. Het familiearchief berust te Westmalle, maar is ongeordend.

Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteur

-P.J. Feij

Literatuur

  • Nagtglas, Levensberichten.
  • Kok, Vaderlandsch Woordenboek.
  • Des Tombe, Geslacht van Renesse.
  • Van Empel en Pieters, Zeeland.
  • Nederlands Adelsboek 1906, 358.
  • N.N.B.W. II, III, V, VII.
  • Abelmann, De Hellenburg.