Groenteteelt

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Groenteteelt

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


De oudste vermeldingen van groenten betreffen de uit het nabije Oosten meegebrachte gewassen, die via kasteelen kloostertuinen ook rondom de steden geteeld gingen worden. In het Keurboek van Zierikzee van 1485 was het verboden om in iemands 'arwetemeer of 'boonmeet' te gaan en te plukken. Erwten en bonen waren toen reeds volksvoedsel. In 1553 werd dit verbod van dieverij van warmoeserijgewassen uitgebreid tot o.a. radijzen, peen, rapen en andere eetbare waar. Elders (Aardenburg 1576) werden ook ‘coolen' genoemd. De leprozen in Middelburg hadden in 1555 inkomsten van o.a. sla,`backruyt' en daarnaast kruiden als `zaelge' (salie); mierikswortel vindt men ook vermeld. In 1790 kende Zierikzee een deken van het groentegilde (1602 opgericht), aan wie

voor het recht te markten moest worden betaald. De Zeeuws-Vlaamse predikant-dichter Hondius bezong in zijn `Dapes inemptae oft de Moffe-schans' uitvoerig grote verscheidenheid van groenten die hij daar kweekte, als artischocken, bloemkool, pompen, asperges, groene en rode beeten, witte en gele peen, kroten, sjalotten, schorseneren, cabuysen en komkommers, kool soorten, loock, latouen, saladen en niet te vergeten pastinaken, zijnde deze wortel een essentieel onderdeel van het algemene volksvoedsel: de moesschotel. In 1846 wees de Z.L.M. er op dat Zeeland meer fruit, groenten en pluimvee moest voortbrengen met het oog op de export naar Engeland. Tuinbouwverenigingen kwamen tot stand (Middelburg 1850, West Zeeuws-Vlaanderen 1878). In 1880 volgde de NV Export Mij van Zeeland, die in 1881 reeds komkommers, uien en zwarte bessen naar Engeland zond. Het snelst was de ontwikkeling op Zuid-Beveland en Walcheren, waar spoorverbinding was met Holland en Duitsland en via de Zeeland-boten met Engeland. Schouwen profiteerde in dit opzicht van de aanleg van de RTM. Overigens dient opgemerkt dat ook reeds in de Middeleeuwen, toen Middelburg (16e eeuw) een centrum was van import-zuidvruchtenhandel, deze stad, evenals Veere, Arnemuiden en Vlissingen, groente verscheepte naar Engeland. In 1880 bedroeg de oppervlakte van tuinen, waaronder klein fruit en warmoezerijen, 1132 ha. In 1952 is de omvang van de Zeeuwse groenteteelt 2822 ha. De ontwikkeling heeft niet in de schaduw kunnen staan van bijv. die in het Westland, dat echter aan de grote bevolkingscentra grensde. Uiteraard zijn de inundaties in 1944 en 1953 ook aan de Zeeuwse groenteteelt niet voorbij gegaan. De groenteteelt onder glas kon echter nooit van betekenis doorbreken. Verkavelingen en streekverbeteringen hebben in de 50-er jaren de ontwikkeling bevorderd. Fijnere groentegewassen vonden geleidelijk ingang, later gevolgd door glasteelten. De groenteteelt komt thans gespreid over de gehele provincie voor, met Walcheren en Tholen als de belangrijkste gebieden voor de teelten onder glas en Zuid-Beveland, Schouwen-Duineland en Zeeuws-Vlaanderen met voornamelijk teelten in de open grond. Na 1970 liep de vollegrondsgroenteteelt in Zeeland op tot boven de 2600 ha. Daaronder vielen echter statistisch ook, in volgorde van belangrijkheid: uien, knolselderij, witlof, wortels en conservenerwten. De teelt van bloemkool ziet men in de vorm van winterbloemkool, ze neemt niet toe. Knolselderij is nagenoeg te rekenen tot de akkerbouwgewassen, doch vele tientallen ha's werden geteeld voor afzet via de veiling. De teelt van sla en andijvie komt vooral voor op het intensieve, gespecialiseerde volle grondsgroenteteelt bedrijf, ook wel op het gemengde bedrijf met glas en open grond. De plantmachine wordt daarbij algemeen gebruikt. De teelt van prei breidt iets uit. Kroten zijn op veel bedrijven een vast onderdeel van het teeltplan. Spruitkool, een groot artikel op de Zuidhollandse eilanden, is in opkomst. Witlofwortelen worden op contract geteeld voor derden en voor eigen 'trek', waarbij in schuren of warenhuizen in de grond of op stromend water in containers wordt 'geforceerd'. In 1971 bedroeg de oppervlakte onder glas ruim 52 ha, iets meer dan de helft (kassen en warenhuizen) verwarmd (zg. stookteelten), de rest zg. koude teelten. Tomaten, komkommers, sla, andijvie, snijbonen, spinazie en radijs waren de belangrijkste producten. In het gebied van Kapelle deed de teeltopvolging van aardbei-tomaat zijn intree. Het ingewikkelde bedrijfspatroon in de sector uit zich in een drietal bedrijfstypen:

a. gespecialiseerd, klein oppervlak, voornamelijk producten onder glas, bestemd voor plaatselijke markten;

b. klein akkerbouwbedrijf waar, naast intensieve akkerbouw, één of meer groentegewassen vollegronds worden geteeld (knolselderij, spruiten, witlofwortelen);

c. groter akkerbouwbedrijf, waar teelt van conservenerwten, sla, slabonen en spruiten voor conservenindustrie is.


AUTEUR

M.A. Geuze


LITERATUUR

Nota over de tuinbouw in ZW Nederland, sept. 1978.


AFBEELDING

'Gemotoriseerd' sla-planten. Kolenveld in de Kapelse Moeren